310 zijn komende, vond dat de voorhanden voorraad zinkwit, sinds Zaterdag te voren aanmerkelijk was verminderd, dat de Europeesche fuselier R. hem mededeelde dat zoo er verfstoffen te kort mochten komen de mede- beklaagde B. die op den passer verkocht moest hebben, die Zondag te voren met de leiding der werkzaamheden belast was, met het bereiden en uitgeven van verf en daarom den sleutel van het magazijn onder zijne verantwoording had; dat hij op aanwijzing van den fuselier R. zich daarop naar den passer begaf en ten huize van den Chinees Tan Kiang Sing vond twee vaten zinkwit met het merk„Genie Samarang D. V. O. Zinkwit"; dat hij van genoemden Chinees vernam dat op een Zondag een soldaat die vaten aan den boekhouder van genoemden Chinees met name Coffa had verkocht, die daarvoor twintig gulden ontving, waar voor een bewijs werd afgegeven geteekend met de namen van Jacobs en Joachim, met verdere verklaring dat hij den medebeklaagde B. daarover aansprak, die bekende het feit dier ontvreemding te hebben gepleegd. Overwegende, dat de fuselier R. onder eede heeft verklaard: dat hij op den 12 Maart jl. met medebeklaagde B. tot omstreeks 10 uur werkte, daarna naar de kantine ging; dat hij later in de compagnie komende zich ter ruste begaf, toen beklaagde hem wakker maakte en een paar sleutels van het Genie magazijn gaf er bijvoegende, dat medebeklaagde B. beschonken op zijn nachtleger lag, derhalve de sleutels niet aan den luitenant v. K. kon overhandigen, met verzoek die in bewaring te nemen; dat hij in de kantine weder komende, aldaar beklaagde en den fuselier D. zag die een hoopje geld bij zich hadden; dat hij, van medebeklaagde B. vernam dat hij van een Chinees geld had gekregen waarvoor beklaag de en diens medebeklaagde B. beiden een briefje hadden onderteekend; dat hij den volgenden dag in het geniemagazijn komende bemerkte dat twee a drie vaten zinkwit ontbraken, waarvan hij rapport maakte aan den luitenant v. K. van al hetgeen hem bekend was; Overwegende, dat de onder eede gehoorde getuige kapitein N. heeft verklaard: dat hij op 12 Maart ongeveer ten 11 uur 's morgens medebe klaagde B. voorbij zijne woning zag gaan, bij zich dragende een vat waarin denkelijk een verfstof aanwezig was Overwegende, dat de onder eede gehoorde getuige met name Coffa heeft medegedeeld dat hij op den 12 Maart jl. ongeveer half twaalf uur 's voormiddags bezig was als schrijver van den Chinees Tan Kian Sing de boeken in te schrijven toen beklaagde en diens medebeklaagde B. twee vaten zinkwit te koop aanboden voor de som van f 20. twintig guldendat medebeklaagde B. hem mededeelde dat de vaten hem toe-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 323