21
neming van eene Hankcolunue, waarvan de taak door den waar
nemer niet worde doorgrond, kunnen gemeld worden, dat een vijandelijke
macht in deze of gene richting was waargenomen. Daarop afgaande
en geen rekening houdende met de hoofdmacht, welke door die
Hankcolonne beschermd wordt, zou men tot eene ouderneming kun
nen besluiten, die noodlottig kan wezen voor ons leger.
Het ligt niet op onzen weg om alle bemerkingen van C. Sr. met
voorbeelden te wederleggen en wij bepalen ons dus ten slotte tot de op
merking, dat het Indisch Leger, wil het de taak tegenover een bui-
tenlandschen vijand naar behooren vervullen, moet weten op welke
wijze het moet optreden of zich beveiligen tegenover een volgens
Westersche wetenschap optredenden vijand.
Naar wij vermeenen zijn de bewijzen, aangevoerd om de „karakter
loosheid" van het Voorschrift te bevestigen, niet afdoende en is dus
de veronderstelling gewettigd, dat de heer C. Sr., om zijne meening
ingang te doen vinden, geschermd heeft met groote woorden.
Zijne beschouwingen nader uitleggende zegt C. Sr.„Onze voornaam
ste en reeds ter loops geuite grief is echter, dat juist al die kleiue
„en nuttige wenken, zoo hoogst noodig voor den nog de oorlogs-
„routine missenden militair, ontbreken dan wel zoo ter loops be
handeld zijn, dat zij niet genoeg die aandacht trekken, welke zij
„verdienen".
Welke „wenken" de criticus hier bedoelt blijkt niet uit hetgeen
hij tot dusver gezegd heeft. Mogelijk zullen die zoo hoogst noodige
wenken later opgegeven en dan ook afzonderlijk behandeld worden.
Tot zoolang moeten wij dat oordeel als onbewezen beschouwen.
Tot de beantwoording der anti-critiek overgaande zegt de heer C. Sr.
dat in het Voorschrift het woord „rizophoren" moet worden verduidelijkt.
Zonder bezwaar zal het kunnen geschieden.
Eene omschrijving van „aloë" acht hij daarentegen niet noodig,
„daar zulke meestal geïsoleerd staande planten niet over het karakter
„van eene landstreek beslissen."
Wel is waar beslist de aloë niet over het karakter van eene land
streek, maar daarentegen is zij wel van invloed op de geschiktheid
van het terrein voor stellingen en gevechten. Vooral bij kusten is die