336 geel en verbrant waren. Maer dit alles was te vergeefs; en wij konden niets winnen, fn tegendeel, de helft van onse Christenen waren gestorvenen noch een groot deel van hen sieken de genen, die gesont waren, hadden soo weijnig krachten dat sij naeuwelijks de wapenen konden gebruijkendewijl men geen andere spijs had, dan vleesch, dat eenige jaren lang in 't zout had gelegen in voegen dat 'er veel van dese spijs siek wierden. De drank was ook brak, omdat het water, door de regen neer gevallen, salpeterig wierd. Wijders, de lucht was gantschelijk besmet door de doode lighamen der genen, die van honger gestorven waren, en die men overal in 't velt vond leggen. Ja de hongersnoot was onder de Makassars soo groot, dat veel van hen sich aen ons quamen overgeven, en seijden dat wij alles, dat wij begeerden, met hen souden doen, soo men slechts rijs aen hen gaf 't eten; in voegen dat de genen, die slaven konden voeden, soo veel konden bekomen, als sij begeerden (1) Alle onse Indianen [inlandsche hulptroepen] hadden hun rantsoen van rijs soo wel, als wijen sij waren wel en gesont, vermits sij daer toe ge went waren. „De Hoofden der Makassars, schoon sij van hun zijde ook d' uijt- terste elende leden, toonden echter geen genegentheijt om vrede te versoeken, te meer dewijl krain Jerenika, een hooggeacht krijgs overste van den vijant, met twee of drie duijsent mannen, tot ver sterking der vijanden uijt het landt aenquam en d'onsen dreijgde. Doch hierop volgde niets anders, dan dat het jacht de Schelvis van tien ol twaelf vaertuijgen der vijanden in de nacht wierd aangetast, en dat de genen, die 'er in waren, hoewel niet meer dan achttien ot twintig gesonde mannen uijtmakende, hen kloekmoediglijk afge slagen hadden. Wij dan, in Junius aen de muren van de vesting gekomen, besloten de selfde t'ondermijnen, en een stuk daer af te doen springen, en in deser voegen de storm te wagen. Toen dese mijn vaerdig was, sond men een trompetter aen de Makassars, die in de vesting waren, om van hen te verstaen of sij sich niet wilden overgeven, eer men dese mijn sou aeusteeken. Maer sij, sich inbeel dende dat het onmogelijk was dese muur te doen springen, wilden (1) De hardnekkige verdediging van Makasser behoort alzoo tot de roemrijke fei ten, waarop de inlander van Ned. Indië kan wijzen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 349