24
onderscheiding genommerd zijn. C. S1'. geeft daarvan het bewijs door
in de noot op bladz. 473 te spreken van „vliegende colonnes", sa
mengesteld uit de drie wapens. Bij zulke colonnes zullen zeker
de nommers der colonne, van liet bataljon en der compagnie wor
den vermeld op de door de detachements-commandanten in te dienen
rapportkaarten.
30. Wanneer eene bepaling in eenig reglement wordt opge
nomen, dan moet dit geschieden omdat men van de wenschelijkheid
of noodzakelijkheid overtuigd is, en niet omdat het in Duitschland
zóó is. Dat laatste motief aanvoerende, handelt men niet consequent,
door goede bepalingen niet in een Indisch Voorschrift op te nemen,
omdat zij in het Nederlandsche Voorschrift voorkomen en zulks niet
tegenstaande de kennis van die bepalingen geëischt mag worden van
den Indischen officier, zonder dat zij zoo dadelijk noodig zijn voor
de uitoefening van den dienst.
De heer C. Sr. kan, blijkens de door hem geleverde redactie voor
deze niet geheel instemmen met het voorgestelde van den „kapi
tein der infanterie".
Zij die geroepen worden het Voorschrift te herzien zullen uit het
verhandelde genoegzaam vernemen in welken geest deze zal moe
ten gewijzigd worden. Wij kunnen daarover dus verder het stil
zwijgen bewaren. Alleen moet nog worden opgemerkt dat „het
elkaar onderling rechts passeeren" van marcheerende troepen eene
beleefdheid is, gelijk te stellen met een wederkeerig eerbewijs, ter
wijl men juist wenscht voor te schrijven, dat te velde geen eerbewij
zen worden gegeven. Bovendien is het op een Indisch oorlogster-
rein niet altijd mogelijk dat de troepen elkaar onderling rechts
passeeren".
Ook wenscht C. Sr. in deze eene bepaling opgenomen te hebben,
waarbij wordt voorgeschreven „dat alle op inarsch zijnde troepen,
„die uit het geluid van het vuren opmaken, dat de eigen troepen in
„actie zijn zonder bepaald overwegende reden, deze onmiddelijk ter
„hulp moeten komen".
Wanneer het Voorschrift op den Velddienst tevens moet worden
eene handleiding voor de tactiek, dan zal eene bepaling van die