350 kelijken hoek met de oorspronkelijke maakt, niet meer bij wijze van opmarsch, doch nu bepaaldelijk als zwenking, waarbij, als er achterwaarts gericht wordt, te voren rechtsomkeert wordt gemaakt. Het achterwaarts openen der gelederen is nu nauwkeurig omschre ven en men weet thans, dat de vier passen achterwaarts werkelijk vier achterwaartsche passen van 36 c.M. beteekenen, terwijl men vroeger waande, dat er eigenlijk acht achterwaartsche passen moesten worden gemaakt. Bij het leeren knielen op twee gelederen geldt nu als vaste regel, dat het achterste gelid te voren een handbreedte rechts zijwaarts gaat, waardoor de man in dat gelid al dadelijk in eene positie komt, om tusschen zijne voorlieden in, het geweer te hanteeren. Het tweede artikel dezer Afdeeling is in het nieuwe Reglement geheel en al van vorm en inhoud veranderd, ook in verband met het nieuw ingevoerd standvizier. Thans is bepaald: dat bij het salvovuur de vizierklep voor de afstanden van 250 700 Meter, doch bij het snelvuur steeds voor den afstand van 250 Meter wordt geplaatst; dat, behalve voor eerste oefening, de vizierklep alleen dan als standvizier wordt gesteld, wanneer met losse of scherpe patronen gevuurd wordt dat het salvovuur geschiedt op de commando's: 1 Salvovuur Vaardig. 2 OpM. standvizierAan. 3 Vuur. en voorts het snelvuur op het commando Met standvizier (3 of 4) patronen Vuren. Het snelvuur wordt dus in de recrutenschool aanvankelijk beperkt tot het afgeven van hoogstens 4 schoten. Bij dat vuur blijft de rechter voet der manschappen van het achterste gelid op twee handbreedten rechts afgezet, terwijl eerst na het laatste schot de holte van dien voet wederom tegen den linker hiel wordt aangetrokken,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 363