368 ben waarop men staat kan maken, wat men lielaas niet altijd van onze jonge Inlandsche soldaten kan zeggen. Rukt daarentegen eene Europee- sche compagnie uit, zoo worden er gewoonljjk Inlanders aan toegevoegd, omdat de Europeesche compagnieën in den regel te zwak zijn en men ze dus met Inlanders moet aanvullen, daar de grootste helft van onze veldbataljons (10 van de 18) slechts ééne Europeesche compagnie heeft. Door de vereeniging van manschappen van verschillenden landaard wordt de bruikbaarheid van den troep zeer verhoogd, daar de In lander door zijne meerdere terreinkennis, zijne bekendheid met de gebruiken van het land, zijn scherper gehoor en meer geoefend oog, veel zal bespeuren wat aan de aandacht van den Europeaan zal ontsnappen en dus, bij de voorhoede ingedeeld, uitstekende diensten zal kunnen bewijzen. Bovendien zal de Inlander met zijne aangeboren bedrevenheid in de pionierkunst op marsch en in het bivak vele diensten kunnen verrichten, waarvoor de Europeaan in het geheel niet of zeer slecht te gebruiken is. Daarentegen zullen Europeanen door hunne meer dere lichaamskracht en hunne grootere kalmte in het vuur, het moreel van een Inlandschen troep aanzienlijk verhoogen, wat vooral in een oorlog met een Europeeschen vijand hoog noodig zal zijn. Ook zullen zij, door hunne meerdere waakzaamheid, na vermoeiende mar- schen of op gevaarlijke punten, beter voor de beveiliging van den troep te gebruiken zijn. Deze voordeelen gaan nu verloren bij het uitrukken met kleine colonneswanneer ten minste aan de bestaande formatie wordt vastgehouden, waarbij wij slechts compagnieën van één landaard heb ben. Van daar dat ook dikwijls te velde van de vastgestelde formatie werd afgeweken en gemengde compagnieën werden geformeerd, o. a. door den kolonel Kroesen in het Palerabangsche en door generaal Pel in het begin van 1875 te Atjeh, waar nog heden met gemengde co lonnes wordt uitgerukt. Worden deze colonnes echter kort voor het uitrukken geformeerd, dan stuit men op het bezwaar dat men kader en manschappen bij elkander brengt, die elkander niet kennen én wordt het verband in den troep dus geringer. Wil men dit bezwaar vermijden, zoo dient men reeds in het vredesgarnizoen den troep zoo danig te formeeren. Hieraan zijn zeker bezwaren verbonden o. a.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 376