366 hatiden is, en hierdoor de kansen op bevordering bij hen eenigszins gelijken tred zullen houden met die bij de Europeanen. Bovendien zal het bestaande incompleet aan Europ. kader hierdoor geringer worden. De overige compagnieën zoudenmet uitzondering van het kader, uit een gelijk aantal Europeanen en Inlanders dienen te bestaan. Door het samenvoegen van Europ. en Inlandsche compagnieën tot één bataljon heeft men toch het beginsel erkend, dat het niet wensche- 1 ijk is zoowel om staatkundige als om tactische redenen, een troep uitsluitend uit inboorlingen samen te stellen. Dit beginsel vervalt echter bij de bestaande formatie, zoodra de compagnieën zelfstandig op treden, hetgeen hier als regel kan worden aangenomen. Reglemen tair is nog altijd het bataljon de tactische eenheid, maar feitelijk is het de compagnie en moet dus deze en niet het bataljon, de grondslag der formatie zijn. Hierom dient zij de verschillende elementen te bevatten, die om staatkundige en tactische redenen, in eene bepaalde verhouding tot één geheel dienen te worden vereenigd. "Wij zouden haar daarom gaarne zien samengesteld als volgt: 1 kapitein 3 luitenants 2 Europ. sergeanten-majoor, 1 Europ. fourier, 6 Europ. sergeanten, 3 Inl. 6 Europ. korporaals 3 Inl. 1 Inl. tamboer, 4 Inl. hoornblazers, 72 Europ. fuseliers en 72 Inl. Totaal 4 officieren en 170 minderen. Hierbij moet worden gezorgd dat, in het belang der discipline, geene Inlandsche sergeanten met Europeesche korporaals bij dezelfde onderafdeeliag komen, hetgeen gemakkelijk door de volgende op stelling wordt verkregen (zie schets).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 379