377
zoens-infanterie 9255 Europ., 1220 Amb. en 12280 Inl. minderen
zou bedragen, zou men, wanneer men aanneemt dat de recruten na
ongeveer 6 maanden oefening over zouden kunnen gaan bij de depot
compagnieën op 672 Europ., 96 Amb. en 960 Inl. recruten
moeten rekenen. Hieruit zou men 3 recrutenbataljons kunnen for-
meeren onder commando van een majoor en met een staf als die dei-
bestaande veldbataljons. Ieder reorutenbataljon zou kunnen bestaan
uit 4 compagnieën daar men, aan eene sterkte van 3 pelotons van 48
man per compagnie vasthoudende, over 14 pelotons Europeanen, 2 pe
lotons Amboineezen en 20 pelotons Inlanders zou kunnen beschikken.
Hieraan zou men per compagnie eenige geoefendeu moeten toevoegen
om de recruten altijd bij de oefeningen te kunnen houden. Wanneer
men op de boven beschrevene wijze de formatie der Infanterie wij
zigde, zou men het leger met 950 Europeanen, 300 Amboi
neezen en 1150 Inlanders kunnen versterken zonder het korps
officieren uit te breiden, terwijl men ook reeds een gedeelte van het
kader beschikbaar zou hebben.
Eene dergelijke versterking van het leger is zeer goed mogelijk,
daar de Infanterie dan 9927 Europeanen, 1316 Amboineezen en 13240
Inlanders sterk zou zijn, terwijl men mag rekenen dat er 10400
Europeanen, 1400 Amboineezen en een onbepaald aantal Inlanders
voor de Infanterie beschikbaar zijn (Indisch. Mil. Tijdschrift 1882,
deel I bladz. 173-176 en 177.)
Dit zou dus veel minder kosten na zich slepen en op veel minder
moeielijkheden stuiten dan eene uitbreiding van het leger met eenige
veldbataljons. Men behoeft hierbij maar eens te denken aan het reeds
bestaande incompleet aan officieren en kader. Bovendien zouden de
compagnieën, die meer op sectiën dan op compagnieën gelijken,
zooals men ze nu soms op Sumatra's Westkust en Java aan
treft, tot de geschiedenis gaan behoorenhetgeen zeker niet het
geval zal zijn, wanneer men het aantal veldbataljons vermeerdert.
Wel is waai zou nu het aantal veldbataljons met 4 verminderd wor
den, doch dit nadeel verdwijnt geheel, wanneer men nagaat dat de 18
bestaande veldbataljons op papier 10094 man, doch in werkelijkheid
hoogstens 8500 man sterk zullen zijn, daar van de nominale sterk
te de krijgsraadarrestanten en zieken in het hospitaal (op uit. Decern-