384 meer dan eens een beschuldigde zijn alibi? dan kan toch van pertinente gegevens zelfs geen sprake zijn. Een oppervlakkig onderzoek keur ik mede zeer af, zelfs al geeft het meer dan een zweem van wettig bewijs". Pertinent zal het proces-verbaal misdaadobjectiefen dader objectiefonomstoote- lijk moeten aanwijzen, of pertinent twijfel bloot leggen, of pertinent onschuld boven schijn verheffen. De moeilijkheid nuanceert Schr. pittig in zijn „niet omslachtig", doch „zoo noodig zeer uitvoerig". Hij vat in zijn opstel „Da capo", de voordeelen van nauwkeurig consciëntieus voorloopig onderzoek in drie punten samen, die m. i. niet zonder bedenking zijn. De kracht van het voorloopig onderzoek, in punt 2 ontwikkeld, wordt ondermijnd door de sententie definitief v. h. Hg. Mil. Ger. van Jan. 1855 (1): „De Aud. milit. zal, ingeval het voorloopig onderzoek buiten de residentie heeft plaats gehad, „door andere personen of autoriteiten dan de ingevolge art. 19 daartoe „te benoemen officieren-commissarissen, dit onderzoek als onwettig en „dus als niet geschied (2) moeten beschouwen en zelf tot een nader „onderzoek, ingevolge de wet, behooren over te gaan", en punt 3 voegt hierbij de kans van overlijden, die ook voor commissarissen bestaat, als verzwarende onstandigheid. In verband met punt 3 zal de kans van veel vernemen door voorloopig onderzoek, doorgaans die van veel vernemen onder eede (ingevolge de wet) tegenwerken. Ik pleit uit volle overtuiging voor „een onderzoek met de meeste nauwkeurigheid," eenvoudig omdat ik noodelooze preventieve gevan genis verfoei, en omdat datzelfde art. 19 den off. comm. weinig tijd gunt tot gerecht, onderzoek. Ik vrees echter dat Metis, door te hooge eischen, evenzeer ontmoedigt, als hij aanmoedigen wilhij vergeet, m. i., dat hij ze stelt aan dezelfde personen die hij gestreng gispt. Om de voorbeelden door hem aangehaald, waarvan ik, met Mati Panari, hoop dat zij ten goede zullen werken, aan dat „concludent" te toetsen, stip ik slechts aan: „dat de getuigen onder eede dezelfde verklaring" hoe verward ook „hebben afgelegd als te voreu bij (1; Zie Mr. Yan der Hout en Prins, (2) Ik cursiveer,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 397