399 T. B. vleit niet, waar hij de veronderstelling uitspreekt, dat Bru tus blijkbaar niet zou weten, welke eischen sedert 1853 voor den rang van Generaal-majoor gesteld worden en (zegt hij er naïef genoeg bij) „dan ook sedert zijn gesteld Brutus kent die eischen uitstekend. Alleen moet hij releveeren dat zij op zich zelf genomen, niet altijd consequent zijn te vervullen maar zoo dat al mogelijk ware, 't gaat hiermede bij het H. I. leger als overal elders in ons dierbaar vaderlandde bepalingen worden gemaaktom ze niet op te volgen. Het zou Brutus niet moeielijk vallen om meer voorbeelden op te noemen waarbij aan de eischen niet voldaan werd, dan dat hij gevallen zou weten dat zulks wèl plaats had. Hamen noemen zou hier dwaasheid zijn, want T. B. zal die voor beelden zelf wel weten te vinden onder de vele generaalsbenoemin- gen die sedert het jaar 1853, het merkwaardige jaar, waarin de legerorgatiistie en de defensieplannen van Yon Gagern kracht van wet zouden hebben verkregen, tot stand kwamen. Wij zeggen „zouden", want dat prachtige product van eenen Nederlandschen Generaal, die als Commissaris-Generaal voor krijgszaken naar Indië kwam, is het grootste struikelblok, de vreeselijkste sta in den weg en de minst nageleefde van al wat bepalingen is, geweest. Wij kennen maar één eisch, waaraan een generaal moet beantwoorden, en dat is: geschiktheid. Wat men overigens ook eischen moge, het dient in het Keglement op de Bevordering enz. vermeld te staan, want alleen dan, wanneer ieder ze kent, heett men recht zich daarop te beroepen van weerszijden. Wij schromen niet om die geheele quaestie te noemen een wasse neus, en hebbeu in den regel bij eigen aanschouwing gezien dat zij die het slimst waren, of tot de perso nae gratae behoorden, ten spot van al wat op dit stuk gereglemen teerd is, eenen rang bekleedden, dien men anderen, niet zoo intri gant, niet zoo gewild, eenvoudig onthield. De vergelijking die T. B. treft tusschen de bevordering tot opperoffioier en bijv. tot majoor, raakt kant noch wal. Is 't waar, wat T. B. met benijdbare franchise, nopens de pas- seering tot majoor, in 't voordeel der autoriteit die de handeling dost, aanvoert, wij verklaren, dat, vooral in de laatste jaren, de benoemingen tot generaal-officier veel, veel te veel reden tot onte-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 412