400
vredenheid, ergerlijken aanstoot hebben gegeven en dat het vox
populi zich vrij wat gemakkelijker bij eene passeering dan bij eene
benoeming van die personae gratae zou hebben nedergelegd. Ge
lukkig mogen we hier ook gunstige uitzonderingen niet over het
hoofd zien. T. B. zal die ook wel weten aan te wijzen.
Indien T. B. het op bladz. 16 en 17 over het doen vervallen van
dan majoorsrang gezegde, goed gelezen had, dan zou hij er nooit
de brug in hebben kunnen zien voor eene kunstmatige promotie.
Wij gelooven, vooral op bladz. 17, nog al krachtig te hebben in 't
licht gesteld, dat wij juist het omgekeerde beoogden. Wering van
lien die ongeschikt zijn voor hoofdofficier, verhooging van het ge
halte dergenen die naar dien rang aspireeren, en benoeming van
hen die geschikt zijnzijn dat gegevens voor eene kunstmatige pro
motie? Yerdient zij den naam „kunstmatig," dan zijn wij voor ons
met zulke promotiëu beter gediend dan met die welke het épithète
niet bezitten, maar het, in den slechteren zin, verdienen.
De finantieele consequentiën hebben hier niets te beduiden, 't Geldt
hier den rang, de positie van hoofdofficier voor de bekwamen. Is
het te kostbaar, dan verdeele men de luitenant-kolonels maar in
twee categoriën administratief, waarvan de eerste helft het hoogere
inkomen geniet en de tweede het thans bestaande majoorstractement
ontvangt. Waarom niet? En waarom bij de kapiteins wel? Eu
waarom geniet de kolonel bij het eene wapen meer dan bij het
andere Altemaal uitvluchten. Om geld mag eene rationeele regeling
niet wijken. Wij hebben er wel meer, zelfs Legercommandanten,
hooren beweren: wordt niet voorgesteld aan de Regeering, want
het kost te veel; ik krijg het er toch niet door. Flink zoo, de
kruidenierspolitiek van kooger gesteund door onverantwoordelijke
argumenten en door te praejudiciëeren op 't gene de Regeering nog
antwoorden moest, zoo 't voorgesteld ware
Heeft T. B. dit dan niet overwogen, toen hij er zich tegen ver
klaarde in zijne critiek? Onverklaarbaar. Waar hij o. i. ten rechte
zegt dat hem en Brutus de noodige gegevens ontbreken om de pen-
sioensquaestie, hieraan annex, uit te maken, beleed, zoo meenen wij,
T. B. zelf dat zijn argument: „de finantieele consequentiën", gerust
weg had kunnen blijven.