.31
gekantonneerdanders dan in geconcentreerde kantonnementen te
huisvestendat wanneer het kantonnement in een kampong wordt
betrokken het gedeeltedat door de troepen wordt bezetdoor de
bewoners behoort te worden ontruimd; en dat het aanbeveling ver
dient de geheele kampong te doen ontruimen wanneer de bevolking
niet volkomen te vertrouwen is, of wanneer het kantonnement in de
nabijheid des vijands is gelegen.
Ook de voorlaatste alinea van 115 doet duidelijk zien, dat van
„inkwartiering bij niet te vertrouwen inlanders" geen sprake kan
wezen, daar bepaald is, dat in het bedoelde geval aan niemand van
de bewoners mag vergund worden om binnen het kantonnement te
komen.
Ware in 115 voorgeschreven wat C. Sr. te lezen geeft, dan zou
dit zeer zeker vermakelijk wezen, maar nu vinden wij het te be
treuren, dat iemand, die zich als beoordeelacir opwerpt, de zaken
onjuist voorstelt en daarop zijne afkeuring grondt.
Dat is geene op goede gronden berustende en onpartijdige critiek.
133. Naar aanleiding van het in deze voorgeschrevene doet
C. Sr. eenige vragen, welke wij met de beantwoording hier laten volgen.
Vr. „Gebeurt het te velde dat het personeeldat op wacht
„komt, 20 passen vóór het front van het bataljon wordt geleid?"
Antw. Het zal moeten gebeuren, wanneer de wachtdienst gelijk
over de verschillende korpsen wordt verdeeld tot beveiliging van
het geheel, en de beveiliging van de gedeelten van den omtrek van
liet kantonnement of bivak niet aan de naastbij gelegen korpsen
of gedeelten van korpsen is opgedragen.
Vr. „Moet voor zulke instellingen zonder overwegende reden het
„goede beginsel, dat elke compagnie met de eigen manschappen en
„officieren haar front beschermt, verlaten worden?"
Antw. Neen. Het goede beginsel is behouden gebleven. Zie de
1° alinea van 199; de 2e alinea van 201; de laatste alinea van
203de 2e en laatste alinea van 206de 2e alinea van 209
en de laatste alinea van 233. Alléén wordt daarin gesproken van
„korpsen" in stede van „compagnieën" zooals C.Sr. doet.
Het beginsel is toch hetzelfde.