441 broken is. Daarbij valt nog aan te teekenen, dat de groote Atjehsche piauwen met hooge boorden veel beter dan onze sloepen geschikt zijn om door de branding te komen. In de 2e helft van December, soms iets vroeger, zelden later, treedt de kentering in, de gelegenheid tot landen is dan vrij goed en blijft zoo gedurende den tijd dat de zuid-oostewinden doorstaandeze laatsten komen in de maand Februari door. Ten opzichte van de laatstgemelde mededeelingen heeft de onder vinding bewezen, dat zelfs in de maand Januari, d. i. dus in de periode in welke, volgens den gezagvoerder van de Arend, de gelegenheid tot landen vrij goed is, eene landing op de kust van Tenom, wegens de hevige branding, met groote moeilijkheden gepaard gaat. Eene geschikte gelegenheid tot het verkennen van de kust van Tenom bood zich aan, den 1 len December. De assistent-resident Van Langen begaf zich toen van Oleh-leh per gouvernements-stoomer de Arend naar Tenom, ten eiude den vorst nadere voorstellen te doen omtrent de uitlevering der schipbreukelingen. Met dezelfde gelegenheid vertrok de Chef van den Staf der krijgsmacht in Atjeh, de kapitein van den Gfeneralen Staf L. Swart, ingevolge opdracht van den Mil. Comm. van Arjeh en met vergunning van den Gouverneur van dat gewest, naar Tenom, ten einde meerdere gegevens te verzamelen omtrent voormeld landschap. Wijl men echter nog steeds onderhandelde over de uitlevering der gevangen genomen equipage, was het zaak alles te vermijden wat maar eeuigszins argwaan kon verwekken of aanleiding geven tot vijandelijkheden. Daarom moest de Chef van den Staf een stren0, incognito bewaren (hij maakte dan ook de reis in burgerkleeding) en kon er geen sprake zijn van een aan wal gaan te Tenom of van een binnenvaren van de rivier, maar moest genoemd officier zich bepalen tot eene waarneming van de kust en van het land, voor zoover zulks van boord kon geschieden en tot het doen van enkele loodingen in eene sloep langs de branding, ten einde eeuige gegevens te verkrijgen omtrent de helling van het onderzeesche strand. Ten einde zooveel mogelijk de kust te observeeren, ging de Chef van den Staf in de fokkenra van het stoomschip zitten, terwijl dit op ruim een kilometer afstand van het strand langs de kust stoomde, en merkte het volgende op O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 454