450 De -verblijfplaats van de gevangenen lag weer aan de Tenom-rivier, waarvan de oevers hier eene hoogte hadden van 4 a 5 yards (3.6 a 4 5 M.), de breedte 60 a 100 yards (55 a 91 M.) en de diepte a 3 voet bedroegen. De ligging der verschillende huizen was als op fig. 8 is aangegeven. a. en b. zijn huizen, waar de scheeps-officieren verbleven, het eerste een houten huis op palen, dat voor de onderste helft uit aaneengeslo ten planken en voor de andere helft uit houten tralies bestoud; het tweede een huis zonder omwanding. c. Wachthuis. cl. Wachthuis, waar Toekoe ImamMoeda dikwijls over dag verblijf hield. e. Verblijf van de matrozen. f. Verblijf van de vrouwen van T. Imam Moeda. De huizengroep was omringd door eene palissadeering van schuin staande aaneengesloten en aangepunte bamboe, aan de binnen-en buitenzijde versterkt door drie gordingen. Andere dan de opgenoemde huizen werden door den kapitein Wood- house nimmer gezien, alles in het rond was remboe en evenzoo het terrein aan de overzijde der rivier. In die remboe hielden zich tal van karbouwen op. De terugtocht van Simpang Olim naar de Gedei maakte hij te water, vertrok daartoe ten half tien uur namiddags in een groote sampan van Simpang Olim en zette drie kwartier later bij de Gedei voet aan wal. Omtrent den vorst van Tenom deelde de heer Woodhouse mede dat hij een opvliegend man was, met rollende oogen, een kalen bo- venschedel en loshangende haren. Op den weg van Pangah naar de Gedei Tenom, vroeg hij meermalen aan den gezagvoerder, of deze dacht dat de blanda's hem langs zulke wegen zouden kunnen bereiken, wan neer hij de toegangen tot zijn land verdedigde. (1) De mededeelingen van den Chineeschen kok kwamen in het alge meen met die van den kapitein Woodhouse overeen, op enkele pun ten verschilden zij echter, zooals uit het volgende zal blijken. Ook hij zeide, de Gedei aan de zuidoostzijde te hebben verlaten (1) De weinige kennis, die de heer Woodhouse van de Maleische taal bezat in nan king genomen, verdient dit bericht slechts eene betrekkelijke geloofwaardigheid.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 463