451
en daarna langs een omweg in noordwestelijke richting te zijn ge
gaan. Hij beweerde echter dat dit geschiedde tot aan de Soengei Oen,
dat hij zich even als de anderen op een sampan inscheepte, een
eind de rivier langs voer en toen op denzelfden oever ontscheepte om,
nadat hij de sampan verlaten had, langs een goeden weg voort te
gaan naar Simpang Olim. Langs de rivier zag hij op beide oevers
nu eens sawah's, dan weder bosch.
De weg naar Simpang Olim was een harde weg, die door laag bosch,
suikerrietvelden, pisang- en klappertuinen voerde. Bij de verblijfplaats
der gevangenen, zouden de oevers van de rivier, volgens den Chinees,
2 yards (1.82 M) hoog zijn. Verder beweerde hij dat zelfs te Simpang
Olim de rivier van Tenom 2 vaam (3.6 M) diep is en dat het feit,
dat de kapitein Woodkouse te dier hoogte een bamboe slechts 3 voet
onder water heeft zien gaan, eenvoudig daardoor verklaard moet wor
den, dat de prauwvoerders bij het boomen, de bamboe's niet opliet
diepste gedeelte, der rivier in het water steken, maar dit doen op
dat gedeelte der rivier, waar zij minder diep is. Volgens hem kon
een stoombarkas op de rivier behoorlijk wenden. De diepte der Soe
ngei Oen was hem niet bekend.
Daar de kapitein "Woodhouse verteld had, dat hij op zijn weg van
de Gedei een rivier dwars overgestoken was en de Chinees daaren
tegen meende, dat hij een eind weegs een rivier opgevaren, maar op
deuzelfden oever, waar hij in de boot was gegaan, ook ontscheept
was, werden beiden door den Chef van den Staf geconfronteerd. Bei
den hielden echter hunne bewering vol.
Omtrent de ligging van de huizen bij de verblijfplaats der gevangenen
beweerde de Chinees, dat de woning (zie schets), het vrouwenverblijf,
iets verder ligt dan het huis e, waar de matrozen waren geïnterneerd.
Ten slotte deelde de Chinees nog mede dat in de Gedei van Te
nom twee Chineezen wonen, Lim Tjoen en Tjoe Kjong Tong, die
het land goed kennen en uitmuntend zouden te gebruiken zijn als
gidsen. Zij vertelden hem dat er een weg van de Gedei rechtstreeks
naar de verblijfplaats der gevangenen, dus naar Simpang Olim voerde. (1)
Twee dagen na de inneming van de Gedei meldden zij zich des morgens met
een Hollandsche vlag in de hand bij onze voorposten aan en verstrekten toen nog
eenige gegevens omtrent de wegen die van de Gedei naar Padang Kring voeren,