452 De machinist van de Kisero kon over veel zaken, vooral wat diep te en breedte van rivieren enz. aangaat, geen inlichtingen geven; hij beweerde te ziek te zijn geweest om op dat alles acht te geven. Om trent den weg, dien men van de Gedei naar Simpang Olim nam, meende hij met den Chinees in zoover te verschillen, dat hij geloof de niet tot aan de Soengei Oen gegaan te zijn, toen hij zich in een sampan op eene rivier inscheepte, maar was het met den Chinees eens daar waar deze zeide op denzelfden oever te zijn gedebarkeerd als waarop zij waren ingescheept. De weg van het punt waar zij de sam pan verlieten naar Simpang Olim was goed, voerde door suikerriet, klappertuinen en bosch en werd in ongeveer een uur tijds door- loopen. Toetst men de berichten van de Engelsche schepelingen aan die van Potjoet Mohamad en den heer Roura, dan blijkt dat de verkla ringen van den machinist, den Chineeschen kok en den heer Roura in overeenstemming zijn, wanneer een belangrijke zijrivier in de Soe ngei Oen valt en dat de kok zich in de grootte van den cirkelboog, dien hij na het verlaten van de Gedei heeft afgelegd, vergist. De heer Roura zou dan de Soengei Oen en die zijrivier opgevaren zijn, om ter hoogte van Padang Kring aan wal te stappen en langs die plaats de reis naar Simpang Olim voort te zetten. De Engelschen zou men dan, waarschijnlijk om hen te misleiden omtrent den te nemen weg, eerst noordwestwaarts van de Gedei hebben gebracht tot aau die zijrivier, hen daar in prauwen hebben ingescheept, om daarna op denzelfden oever en bij hetzelfde punt als de heer Roura hen aan wal te la ten gaan. Over land schijnen zoowel de schipbreukelingen als de heer Roura van Padang Kring naar Simpang Olim denzelfden weg te hebben gevolgd. De verklaring van Potjoet Mohamad kon daarmede in overeen stemming zijn, als tusschen de Gedei en Padang Kring nog een zijrivier tje met moerassigen bodem, volgens Potjoet Mohamad Aloer Am- bang geheeten, in bovenbedoelde zijrivier viel, dat dan door Potjoet Mohamad bij zijn gaan naar Padang Kring is overgetrokken. De mededeeling van den heer Woodhouse betreffende het oversteken eener rivier zou alleen in overeenstemming gebracht kunnen worden met die van Potjoet Mohamad, wanneer wij aannemen dat de Engel-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 465