453
schen eerst de Aloer Ambang zijn overgegaan, vóór zij in de prauwen
stapten. De lieer Woodhouse stond echter geheel geïsoleerd met zijne
mededeeling omtrent den van de Gedei naar Simpang Olim gevolgden
weg, zoodat er reden bestond voor de onderstelling, dat hij zich zulks
niet goed meer herinnerde.
Ten opzichte, van den afstand tusschen de Gedei en Simpang Olim,
kwamen de verklaringen van Potjoet Mohamad, den gezagvoerder en
don machinist van de Nisero overeen; zij schatten dien op 1 uur gaans;
de heer Roura die daarvoor een half uur gaans opgaf, stond op dit
punt met zijne opgave alleen.
Na den terugkeer van den Chef van den Staf te Kota Radja bleef
de assistent-resident Yan Langen voortgaan, met het verzamelen van
gegevens betreffende het landschap Tenom en stelde ten slotte uit al
de ingewonnen berichten eene beschrijving van dien kuststaat
samen, waarbij eene kaart werd overgelegd, waarvan fig. 9 als eene
copie op kleinere schaal is te beschouwen.
Door deze beschrijving werd slechts weinig meerder licht verspreid
over de gesteldheid van het binnenland, alleen bleek er uit:
1. dat inderdaad een zijrivier, de Aloer Ambang, in de Soengei Oen
viel, gelijk de Chef van den Staf reeds had vermoed;
2. dat het pad van de Gedei naar Padang Kring slechts voor één
persoon begaanbaar was, en links het terrein van dat pad moerassig en
rechts daarvan met kreupelhout begroeid was, en
3. dat de afstand van de Gedei tot Simpang Olim op 3300 M.
kon worden gesteld.
Op de verzekering van Potjoet Mohamad, die zijn jeugd te Padang Kring
doorbracht en wiens moeder van daar afkomstig was, nam de assistent-
resident Van Langen aan, dat tusschen de Gedei en Padang Kring een
zijtak van de Aloer Ambang moest worden overgetrokken.
Ten behoeve van den Chef der expeditie, den Commandant van het
daarvoor aangewezen bataljon infanterie en den gewestelijken Inten
dant werd vervolgens, voor zoover de ingewonnen berichten hem daar
toe in staat stelden, door den Chef van den Staf eene beschrijving
opgemaakt van Tenom, waarin achtereenvolgens werden vermeld
a. de grenzen.
b. de verhouding van den vorst tot het Nederlandsche gouvernement,