EEN EN ANDER OMTRENT DE RECRUTEERING YAN
HET INDISCH LEGER.
De wisseling der Ministers van Koloniën had in het laatste drietal
jaren met eenigszins meer dan gewone snelheid plaats. Op den mi
nister Yan Goltsteyn volgde in September 1882 de heer De Brauw
en op dezen na enkele maanden de heer Yan Bloemen Waanders, die
op zijne beurt reeds in den aanvang van dit jaar door den tegen woor-
digen titularis werd vervangen.
De verwachting, dat onder een conservatief ministerie eens een
afdoende maatregel tot conservatievan de Nederlandsch-Indische
koloniën zoude zijn genomen geworden, een maatregel dus, die aan
de Indische legersterkte eindelijk geven zou, waaraan de armee reeds
sedert jaren groote behoefte heeft, zij is gebleken, ijdel te zijn.
Alleen in den vorm is eenig verschil te ontdekken, waarin de
verschillende Ministers den volke verkondigen, om welke redenen
het aantal combattanten bij liet Indisch leger niet wel te verhoogen is.
Terwijl bij voorbeeld een minister Yan Bosse daarvan zeide, dat
het Indisch leger slechts door uitbreiding van het spoorwegnet
moet worden sterker gemaakt, waardoor de troepen des te spoediger
op eenig oorlogsterrein zijn te concentreeren, spraken anderen, als de
heer De Brauw, als hunne meening uit, dat de Europeesche werving,
door gebrek aan productiviteit, elke legeruitbreiding in den weg
staat, eene meening welke ook in den smaak van den tegonwoordigen
Minister schijnt te vallen, die haar bij de verdediging zijner begroo
ting voor 1884 met succes bezigde.
Het is ons voornemen in dit opstel te onderzoeken, in hoeverre
deze beweringen steekhoudend zijn en vervolgens na te gaan, of de
recruteering van het Indisch leger niet oordeelkundiger te regelen is
dan thans plaats vindt.
1884, Dl. If. 29