.85
men, omdat de vijand daar meer weerlooze slachtoffers kan maken
of' gelijk met hen het bivak kan binnenstormen. Waar een aanval op het
bivak het meest waarschijnlijk is, is het weerstandsvermogen het geringst.
2°. Dat de koelie's gelegerd zijn aan de meest bedreigde en tevens
de minst sterke zijde van het bivak. Het is dus te verwachten,
dat de koelie's zich bij een aanval niet rustig houden en het verband
in het carré schaden, zoo niet zullen verbreken.
3°. Dat binnen het carré geen reserve is opgesteld, om de koelie's
in bedwang te houden, om waar noodig hulp te verleenen en om
de vijanden, die mochten binnendringen, met de bajonet onscha
delijk te maken.
Met deze bezwaren voor oogen vermeenen wij, dat de veiligheid
der troepen door het bepaalde in 131 in de werkelijkheid beter
verzekerd is.
171. In deze is vermeld, dat bij rusten van eenigen duur,
's vijands nabijheid het noodig kan maken, dat de Commandant der
voorhoede deze geheel in de eene of andere stelling in gevechts
formatie doet opmarcheeren.
Dit geeft den heer C.Sr. aanleiding te zeggen, dat voor eens en
voor altijd behoort te worden voorgeschreven, dat een te velde mar-
cheerende troep, bij rusten van eenigen duur, moet opmarcheeren en
in stelling komen.
Het opstellen in een bivakvorm van eene colonne sterk eenige
bataljons met de noodige artillerie, enz enz., tegenover een buiten-
landschen vijandkomt ons bij rusten van eenigen duur minder raad
zaam voor, om reden de colonne alsdan meer tijd noodig heeft, om
zich in den gevechtsvorm te ontwikkelen, dan bij eene opstelling-
in de colonneformatie.
In zulk een geval achten wij het beter, dat de voorhoede in de
eene of andere stelling in gevechtsformatie opmarcheert om een
krachtdadiger tegenstand te kunnen bieden.
Tegenover een inlandschen vijand echter, wiens aanvallen op alle
zijden kunnen verwacht worden, is het aan te bevelen de troepen,
in een dergelijk geval, in den bivakvorm te doen opmarcheeren,
zooals dan ook in de laatste alinea van 171 is bepaald.