460
Het staat dan ook buiten twijfel, dat de Amboineesche soldaat de
beste Iulandsche militair is van het leger, en daaruit volgt onmidde-
lijk de leer, dat voor de Amboioeesche werving in de allereerste
plaats, alle krachten moeten worden ingespannen.
Tegen eene versterking in ons leger van het Inlandsch element,
zooals de minister Yan Bloemen Waanders zulks wilde, kan dus geene
bedenking rijzen, wanneer men namelijk hierbij Amboineezen op het
oog heeft.
Nog beter zoude het echter zijn, wanneer de aanwerving van meer
Amboineezen konde leiden tot eene beduidende inkrimping van het
ook op Java in aanzienlijke getale aanwezige aantal Javaansche mili
tairen.
Wat immers ten jare 1857 in Britsch-Indië met de Cipayers
geschied is, [onze eigen Yaderlandsche geschiedenis, speciaal de op
stand in 1830 der Belgen, kan daarbij tot leering strekken], kan even
goed met de Javaansche soldaten gebeuren.
Iu dat opzicht zijn de tegenwoordige formatiecijfers der Indische
legersterkte dan ook niet geruststellend.
Op 31 December 1882 bedroeg de effectieve sterkte 29030 man
en daaronder behoorden niet minder dan 12933 Javanen (en Soen-
daneezen), daarentegen slechts 1411 Amboineezen (n. 1. 462 eigentlijke
Amboineezen, 781 Menadoneezen en 168 Alfoeren). In het Indisch
leger, dat a tout prix meester van Java moet blijven, dienen derhalve
ongeveer 10 maal zooveel Javanen als Amboineezen, terwijl om poli
tieke redenen die verhouding juist tegenovergesteld zoude moeten zijn.
Werd nu die wanverhouding slechts opgeheven door het aanwezen
van een grooter getal Europeesche militairen [desnoods van militairen,
zooals Negers, van een anderen landaard van superieure hoedanig
heden dan die, welke de Javaansche militair bezit] dan kon men
nog eeuigen vrede hiermede hebben.
Tegenover de 12933 Javanen telde men echter slechts 13578
Europeesche militairen en wijders om en bij een 1000-tal Boeginee-
zeu, Madureezen, Maleiers, Niassers en Bengaleezen, welke laatste
rassen, in militaire waarde, weinig of niet met den Javaan verschillen.
Een solied overwicht op de Javanen bestaat derhalve niet.
Schenken wij bij onze latere beschouwingen, alvorens ons omtrent de