463 met een 250 a 300 tal leerlingeneen aantal, dat voorzeker de oprichting van eene Amboineesche kaderschool wel billijken zou. Dit wat de Amboineèzen betreft. Stellen wij thans enkele vragen, waarvan uit gebrek aan gegevens, de beantwoording aan anderen wordt overgelaten. "Waarom tracht men niet op Bali en Timor te werven? De Balineezen staan als krijgslieden niet slecht bekend en onze politieke toestand is op dat eiland dermate verbeterd, dat de land schappen Boeleleng en Djembrana met hun 21 gezamenlijk aantal districten, overeenkomstig den wensch van hoofden en bevolking, reeds sedert 1 Juli 1882 onder ons rechtstreeksch gezag zijn gesteld. Door aan de hoofden, even als aan die in den Molukschen Archi pel, premiën bij ieder engagement toe te kennen en aan de werving dus hun eigen belang te verbinden, zoude na het c. q. inwinnen van een gunstig advies bij den Besident, de zaak althans te beproeven zijn. Evenzoo blijkt wellicht ook de Timorees een soldaat te zijn, die niet voor den Javaan behoeft onder te doen. Uit welke soort menscken is de Portugeesche bezetting op het eiland Timor samen gesteld? Zijn dit wellicht voor de helft Timoreezen en Portugeezen en zoo ja, zou dan ook onze Militaire Commandant te Koepang, met behulp van onzen Resident en Controleurs, geen kans zien, om jaarlijks een 50 of een 100 tal Timoreezen aan te werven, die vol doende zouden wezen, om een eenmaal verkregen macht van een 6 tal compagnieën van dien landaard op de sterkte te houden. En nu de Niassers. Onder de 13930 inlanders, die op den 31 December 1882 bij het leger dienden, waren 79 Niassers. Dit getal is betrekkelijk niet groot. Wanneer men evenwel nagaat, hoe zeer uiteenloopend de resul taten der Niasser werving in de laatste jaren zijn geweest, en wel: in 1877 0 '1878 12 1879 57 1880 18 en 1881 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 476