464
dan achter wij het niet gewaagd te onderstellen, dat het jaarlijks
verkregen aantal Niasser recrutea in nauwer verband staat met de mate
van activiteit van do met die werving boliste personen, dan met
hun eigen lust om soldaat to worden. Zoude dus, zoo vragen wij,
de werving van Niassers bij wat meër constante wervingsambitie,
niet zoo hoog op te voeren zijn, dat ook van dien landaard een paar
compagnieën in het leven zouden kunnen blijven?
Kan echter de aanvulling van het Indisch leger, ook om een
genoegzaam tegenwicht voor het Javaansch element te verkrijgen,
niet geschiedeu met andere, dan de door ons opgenoemde rassen?
Wenden wij daartoe het oog eens buiten Nederlaadscb-Iudië en
wel het allereerst naar de reeds meermalen in dit tijdschrift be
sproken Negers.
Yan de Afrikaausehe Negers waren op 31 December 1S82 er
nog 111 in het leger overgebleven, waaronder slechts 86 combattan
ten. A an de overigen was er één schrijver; de 24 anderen bij het per
soneel van den hospiraaldienst ingedeeld.
Op dit oogenblik zullen er dus niet veel meer dan 50, met geweer
gewapende Afrikanen, in het leger aanwezig zijn.
Het proces van „uitsterven" nadert alzoo met rasse schreden zijn einde.
In nummer 4 van den 12d,:n jaargang van dit tijdschrift nu beval
een onbekende aan, eene proef te nemen met het aanwerven van
Amerikaansche Negers, meer bepaald die in Wost-Indië, welke sedert
hun bevrijdingsjaar 1863, reeds spoedig daarna de bewijzen van bruik
baarheid bij de zeemacht schijnen gegeven te hebben.
Zoude men dus, èu in Paramaribo èn op Curasao geen werfdepots
kunnen oprichten ten bate van het Oost-Indisch leger en zoude even
eens het Kabinet van Washington niet willen gedoogen, dat door de
Nederlandsche Regeeriug in de Vereenigde Staten ecno Negerwerving
voor het Indische leger werd in het leven geroepen?
Hoe gaarne toch zoude het Oost-Indisch leger den toestand van
vóór veertig jaar willen terugwenschen, toen wij liefst een 1600 tal
van die ontzagwekkende reuzen oader de wapenen telden.
Vreemd is intusschen het uiteenloopende verschil van beoordeeling
van den Neger door de West-Indiërs zeiven.