36
Het Voorschrift voorziet dus in alle gevallen, terwijl het door
C.S1'. voorgestelde, uitsluitend kan worden toegepast tegenover een
inlandschen vijand.
175. De heer C.S1'. is met den „kapitein der infanterie" de mee
ning toegedaan, dat een der verplichtingen van de spits (doorzoe-
kingspatrouille) vermeld had moeten worden in 58, handelende
over „Marschdiscipline en gezondheidsmaatregelen," of in 165,
betrekking hebbende op „Indeeling van de voorhoede." Als motief
daarvoor wordt gezegd: „Een dergelijk gezoek naar gedragregels
„moet in een reglement niet noodig zijn; in dat geval liever her
halingen."
De gedragregels voor de doorzoekingspatrouilles zijn in één para
graaf (175) samengevat. Van zoeken kan bij eenige bekendheid met
het Voorschrift dus geen sprake wezen. Herhalingenzooals C.S1'.
verlangt, zouden het werk noodeloos in omvang doen toenemen.
Het samenvoegen van heterogeene bepalingen in dezelfde para
grafen, zooals de beide beoordeelaars wenschen, zou bovendien „ka
rakterloosheid" van het Voorschrift veroorzaken.
Door nu in deze de wenken van den heer C.S1'. te volgen zouden
juist de ten laste gelegde eigenschappen van „onhebbelijkheid" en
„karakterloosheid" in 't leven worden geroepen.
175 punt 3. De heer C.Sr. wil de manschappen van de door
zoekingspatrouilles steeds met geladen geweer laten marcheeren,
omdat dit meer vertrouwen geeft en ook omdat men niet met kin
deren te doen heeft.
Het laatste is waar, doch daarentegen is het bekend dat de Beau-
mont-geweren somtijds ontijdig afgaan. En dat daardoor wel eens
ongelukken ontstaan is ook bekend o. a. het noodlottig toeval in
1877 toen de kapitein V. d. V. op marsch van Ketapan Doea naar
Djempit het leven verloor.
Ook het vertrouwen van de manschappen zal niet geschokt worden
wanneer het bepaalde in punt 8 van 175 wordt nagekomen.
Daarin toch is voorgeschreven, dat de manschappen van de door
zoekingspatrouilles hun geweer eerst dan laden „wanneer het te
„voorzien is dat zij van het schot zullen moeten gebruik maken."