467 „is spierkrachtig en veel intelligenter dan de Afrikaan. Yelen spreken „onze taal, de meesten verstaan haar" Mem Liebchen was willst dn nog mehr? Is het nu ook hier weder de Hollandsche sleur en langzaamheid geweest, die reeds niet voorlang, de machtiging aan den Legerbevel hebber heeft verstrekt, om, gebruik makende van de aanwezigheid in het leger van voormalige West-Indische officieren, eene commissie naar West-Indië af te vaardigen, ten einde de wervingsquaestie daar nog eens in loco te bestudeeren en c. q. al dadelijk met de aanwerving een begin te maken. Om onze beschouwingen over de werving van Negers te besluiten, brengen wij nog eens in herinnering de mededeelingen van X. omtrent de Amerikaansche Negers, gelijk deze door Dixon en Pike, twee Amerikaansche schrijvers, zijn afgeschilderd geworden. Die Amerikaansche Negers [wel te onderscheiden van de West- Indische geëmancipeerde Negers] zouden niets meer of minder zijn dan bedriegers, dronkaards en moordenaars. „Since", zoo verhaalt Dixon, „the Negro became a citizen, he has „acquired the faculty of buying whisky and getting drunk. We learn, „on good authority, that there were three thousand murders in Texas „last year (1874) and that nearly all these murders were committed „by Negroes on their brothers blacks." Het moet worden erkend, dat die schildering bezwaarlijk ongun stiger kan zijn. Wanneer iutusschen de Eegeering der Vereenigde Staten geen be zwaar mocht hebben, om ook van hen wat „scalawags", [gladakkers] over te nemen en onze wervers nu juist niet bij voorkeur die Texaan- sche moordenaars tot zich zullen trekken, dan kunnen wij dat Ameri kaansche gespuis wellicht even spoedig tot „vrij geschikte Indische soldaten" vervormen, als weleer met de Afrikaansehe Negers en nu met de Ceramsche Alfoeren plaats vindt. Plet Indisch militair kader is in dat opzicht onvervaard. 1 Zie Indisch militair Tijdschrift le jaargang-, no. 4, „het behoud van het Afri kaansehe element bij het Indisch leger."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 480