502 „één der onderzochte monsters bij het openen bedorven bleek te zijn „terwijl de toebereide spijzen van de overige monsters een zeer on smakelijk voedsel opleverden, dat alleen in geringe hoeveelheden „genuttigd, eetbaar kan worden genoemd, doch bij eenigszins grootere „hoeveelheden een bepaalden tegenzin opwekte"; en verder, „dat ook „bij zijn bezoek aan het paviljoen Carne-Pura op de tentoonstelling „te Berlijn de aanvankelijke indruk niet werd weggenomendat de „Carne-Pura, zooals zij thans vervaardigd en in den handel wordt „gebracht, als vleeschkonserve voor de legerverpleging volkomen „onbruikbaar is, omdat de daarvan toebereide spijzen niet alleen zeer „onsmakelijk, doch ook min of meer walgelijk zijn". Tegenover het ééne monster, dat mogelijk door de eene of andere toevallige oorzaak kan zijn bedorvenstel ikten eerste de verklaring dat ook door mij verschillende monsterswelke voetstoots gekocht werden in comestible winkels, zijn onderzocht en dat daaronder geen enkel bedorven patroontabletof pakje gevonden isen ten tweede de proeven, welke volgens Dr. C. A. Meinert met gunstig resultaat zijn genomen, vide hetgeen daaromtrent door mij is aange haald sub n°. 3 onder het hoofd „de duurzaamheid van de Carne- Pura". In hoever aan de verklaringen van genoemd docter geloof kan worden gehecht, is moeilijk te beslissen, ik vermeen echter, dat de naam van den heer Meinert in zijn vaderland een te goeden klank heeft, om, hoewel hij hier advocaat is in zijne eigene zaak, hem van kwade trouw te verdenken. Uit W's mededeeling omtrent den smaak van de Carne-Pura, put ik eene bevestiging van de door mij ten beste gegeven aanhaling uit prof. Huizinga's werkje „een en ander over de voeding" [zie blz. 495 hiervoren] waardoor alweder wordt bewezen, dat tegen het stellen van algemeene regels betreffende den smaak van eenig artikel, zich de individueele afwijkingen verzetten. W. noemt de Carne-Pura niet alleen onsmakelijk, doch ook min of meer walgelijk, terwijl ik beweer, dat hare smaak goed is. Ik zeg niet „heerlijk", doch „goed", waaronder ik versta, dat zij bij gebrek aan versch vleesch een niet te versmaden surrogaat aanbiedt, zonder daarom juist te behooren tot de délicatessen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 515