41 niets bewijst. Bovendien veroorlooven wij ons de opmerking dat, wanneer een officier weet welke maatregelen hij in alle gevallen moet nemen, ook de meeste kans bestaat, dat hij met vertrouwen optreedt, zoowel tegenover een buitenlandschen als tegenover een inlandschen vijand. Ook mag menzooals wij reeds aanvoerdenvan een officier meer vergen dan strikt noodig is voor de uitoefening van zijn dienst en moeten wij ons wel wachten geheel op te gaan in onze wijze van oorlogvoering tegen een inlandschen vijand, daar dit nadeelige gevol gen kan hebben bij een onverhoopten oorlog tegen een buitenlandschen vijand. Als bewijs daarvoor voeren wij aan de geschiedenis, wel ke leert, dat de wijze van oorlogvoeren in Algerië geen gunstige uitkomsten oplevert tegenover een Europeeschen vijand. 272. De heer C.S1'. isniettegenstaande de gegeven inlichtingen van meening dat eene waarschuwing tegen de helaas te dikwijls plaats gehad hebbende openlijke verkenning in deze op hare plaats ge weest zoude zijn, zelfs niettegenstaande zulk eene waarschuwing reeds in 247 voorkomt. In Indië wordt een colonne-commandant in den regel uitgezonden, zonder de noodige gegevens omtrent het terrein en den vijand. Zijn opmarsch draagt dan ook van af het oogenblik waarop hij het vijan delijk terrein betreedt het karakter van eene openlijke verkenning, welke tot het bereiken van het doel leidt. Die oorlogshandelingen behooren zuiver tot de tactiek en daarvan moet o. i. geen melding worden gemaakt in een voorschrift op den velddienst. Eene waarschuwing als in 247 voorkomende is o. i. ruim voldoende. 175 punt 7. De heer C.S1'. maakt bemerkingen op het door trekken van een Indisch bosch en tirailleur, met tusschenruimten en het doorkruisen van zulk een bosch (bijv. in 't Madioensche of nabij Palembang) door cavalerie. Daarbij heeft hij zich omstandigheden voor den geest gehaald waarin het Yoorschrift niet is toe te passen, om daardoor te bewij zen dat het Yoorschrift niet deugt. Gelukkig is hij daarin niet geweest, doordien hij over het hoofd heeft gezien: 1° het bepaalde in 155, waarbij het gebruik van cavalerie in hoofdzaak afhankelijk is gemaakt

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 52