- 524 - dat de Regeering en de Directie verre van eenstemmig over den stand van het fonds denken. Om dus aan beiden de taak over te laten, die wij op 't oog hebben, is zoo goed als een strijd zonder einde in het leven te roepen of te doen voortduren. Heeft eene neutrale commissie de zaak nauwkeurig onderzocht, dan moet öf de Regeering of de Directie zwichten en eerst dan is het oogenblik daar, om afdoende maatregelen tot redres te beramen. Dat kan voorzeker de Directie, die de noodige gegevens bezit, ook zelve doen, maar de Regeering was tegen dat lichaam steeds in oppositie en alleen een onzijdig onderzoek kan hier beslissen. Nopens de aangegeven middelen tot redres zegt T. B.N°. 1 is niet onbillijk, maar 't argument deugt niet. Wij verheugen er ons om te beginnen in, dat het middel dan toch genade vindt. T. B. zegt veel waars, waar hij het argument bestrijdt. Dit raakt evenwel eene Indische sociale quaestie, die hier moeielijk kan worden behandeld. Voorzeker wij zouden den toestand van vroeger, die, naar wij ons meenen te herinneren, niet door den generaal K... maar na 1848 reeds door Duijmaer van Twist onder den voet is gebracht en ten gevolge waarvan in 1859 of 1860 de storting voor de officieren ophield (na reeds in 1850 te zijn verminderd tot een bewezen inkomen van f 400), niet terug wenschen. Maar er is alweder een groot verschil tusschen niet of laat huwen, en de manie om maar dadelijk in het bootje te stappen, als men officier is, zoo als in de laatste jaren het geval was. Wij weten uit goede bron dat soms cadetten op de K. M. Academie reeds geëngageerd zijn en verder, dat verscheidene jonge officieren, die de applicatie-school te Breda bijwonen, gehuwd naar Indië vertrekken. Men zou haast zeggenverdronken, eer zij water hebben gezien. Nu is 's menschen lust, 's menschen leven en velen zullen zeggendat moeten de jongelui zeiven weten. Dat zeggen wij ook, maar dan moeten die trouwlustige jonge mannen ook bereid zijn om een offer te brengen aan die vrijheid van handelen. Die offering willen wij gebracht zien in het credit van het fonds, en zoo zal het voordeel van het fonds gepaard gaan met eene niet te condemneeren breideling van den trouwlust dei- jonge officieren. Velen, wie deze opoffering niet conveniëert, zullen nolens volens moeten wachten en in dat wachten zien wij geen kwaad of gevaar.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 537