525 De mensch is toch een redelijk wezeD, zouden wij denken, en in staat om zijn hartstochten, zoo die hier in het spel komen, te beteuge len, wat toch in onze samenleving ieder op zijn beurt moet doen, uit gezonderd de weinige bevoorrechten, die zich, om finantieele redenen althans, niets behoeven te ontzeggen. Genoeg evenwel. T. B. beaamt het middel en dat is hier de hoofdzaak. N°. 2 wordt niet beaamd, als te bezwarend voor de gepension- neerden. Ja, wij noemen het ook bezwarend maar niet te bezwarend, omdat wij gelooven dat het groote meerendeel ons toegeeft, dat men liever een offer meer brengt terwijl men leeft, dan na den dood armoede te helpen veroorzaken. Op bladz. 111 nadert T. B., aan 't slot der zinsneder boven aan, ook tot die conclusie. Niet zonder grond ont moet deze maatregel tegenkanting bij velen en ook bij T. B., maar de contributie der ongehuwden, in gelijke mate als die der gehuwden, ondervindt van de zijde der eersten nog veel meer bezwaren. Ook zij zeggenblijf van onze dubbeltjes af, zoolang gij er geen aanspraken op kunt doen gelden. Noode onderwerpen zij zich aan de reglementaire bepaling ter zake, maar wie heeft niet meer dan hem lief was, de soms beschamende tirades moeten aanhooren van de ontevredenen, die in hunne machte- looze woede niet zelden tot de meest indelicate uitingen kwamen* Wij vatten niet wat het draagvermogen der tractementen uitstaande heeft met eene regeling, die voor gehuwden en ongehuwden verschilt. Gesteld dat de contributie van 6°/0 voor allen geldt, zoo als het reglement dat aangeeft. Het tractement van den gehuwden 2en lui tenant moet dan die 6°/0 dragen. Betaalt nu de ongehuwde bijv. maar 8°/0 om, zoo hij huwt, ook 6°/0 te betalen, is dan daar mede het draagvermogen der gehuwden overladen? Neen immers, want die 6°/0 blijven toch voor den gehuwde constant, onver schillig wat zijn ongehuwde kameraad betaalt. Wij bepalen in onze gedachte eerst het °/0 dat te dragen is voor de gehuwden daarvan nemen wij een breuk 's of voor de ongehuwden. Is dat zoo moeielijk? En juist zoo de ongehuwden reeds tot de uitzonderingen gaan behooren (wat trouwens wel wat sterk geaccen tueerd is), dan zal het fonds er geen schade bij lijden, zoo die weini-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 538