539
een geheel nieuw levensdoel kunnen scheppen Wie het niet doen
ontbreekt het wel aan middelen en gelegenheid, inaar gewoonlijk
niet aan krachten of gezondheid. Wat men hier van dien aard
dagelijks kan zien en ook in Indië geene zeldzaamheid is, kan niet
meer met den naam van schijn worden bestempeld.
Het is volle waarheid en het levert een onomstootelijk bewijs dat
de Indische militaire dienst een gereed, zoo al niet gemakkelijk
middel isom zich in de helft van den daartoe in Europa gevorder
den tijd levenslang een inkomen te verschaffen, waarmede men als
reserve gewapend, zich in het vaderland zooveel te beter en rustiger
een nieuwen werkkring kan scheppen. Dat wordt den braven
dienaren onzerzijds gaarne gegundmaar 't is alleen voor den staat
eene zeer schadelijke geschiedenis, dat zij volle pensioenen moest
verleenen waar zij het halve werkvermogen heeft genoten. T. B. meent
dat wij den werkelijken toestand hebben vergeten of er geen kennis
van namen, 't Mocht wat, T. B.wij hebben het geluk (of ongeluk)
niet veel te vergeten en wij hebben maar al te goed onthouden dat
de levensvoorwaarden in Indië in de laatste kwart eeuw en reeds
langer, zoo aanmerkelijk gunstiger zijn dan weleer, dat zij die er
met een gezond en goed geconserveerd lichaam komen en die er
hunne gezondheid niet verwoesten door eigen toedoenalle kans
voor zich hebben nog jaren in het vaderland te leven. Te beweren
dat dit voorrecht allen te beurt valtzou wel eene groote dwaasheid
zijn. Een zeker procent moet vallen ten offer van klimaatexpeditiën
constutioneele gebrekenenzmaar velen van deze categorie
vallen reeds vóór zij 20 jaren dienst hebben.
Brutus behoort helaas niet onder de gelukkigen, maar moet zich
in de laatstgenoemde categorie laten rangschikken. De knak kreeg
hem te pakken toen hij na een 16 of 17 tal jaren zijn eerste verlof
naar Europa had genomen en bij de tweede acclimatisatie het onder
spit moest delven. Gaarne zouden wij overigens inzage willen hebben
van de sterftelijsten, die het beweren van T. B. bevestigen; maar
bestaan ze wel? en hoe, als ze bestaan, zijn ze ingericht? Beston
den zijmen zou misschien Brutus moeten bijvallen. Maar laten
wij het gebied der gissingen hierbij verlaten en aannemen dat T.
B. meent dat de stelling waar iswant bewezen is zij allerminst.