547
f 1000.''s jaar voor eene Majoors weduwe.
650.— Kapiteins
terwijl die der le en 2e Luitenants weduwen gelijk bleven aan de
oorspronkelijk vastgestelde.
Nog werd met ingang van laatstgenoemden datum bepaald, dat
niet-hertrouwde weduwen voortaan zouden ontvangen voor ieder kind
tot en met vier f 25.'s jaars en voor ieder kind meer f 100.
's jaars.
(c.) In 1853 werden de kapiteins, even als reeds in 1846 de
hoofdofficieren, vrijgesteld van het overleggen van bewijzen van ge
goedheid bij het aangaan van een huwelijk, terwijl de eerste- en
tweede luitenants voortaan zouden kunnen volstaan met het over-
leggen van bewijzen, dat een der beide echtgenooten, dan wel beiden
te zamen, een dadelijk inkomen genoten van vier honderd gulden 's
jaars, voortspruitende uit vaste goederen, dan wel eerste hypotheken,
aandeelen Javasche Bank, Indische Staatseffecten of inschrijvingen op
het Grootboek der N. W. S.
(d.) In 1855 werd de verplichting tot het overleggen van be
wijzen van gegoedheid bij het aangaan van een huwelijk voor gepen-
sionneerde 1° en 2e luitenants afgeschaft.
(e.) In 1857 werd voorgeschreven, dat voortaan met opzicht tot
het recht op genot van de onderstandsgelden of gratificatiën, de kin
deren uit meer dan één huwelijk gesproten, te zamen zouden worden
genomen.
In dit jaar werd afgeschaft de bepaling dat gepensionneerden, hun
pensioen buiten 's lands verterende, onderhevig zouden zijn aan eene
korting van een derde van het bedrag.
In 1859 werd weder ingetrokken het voorschrift van 1857,
dat voortaan bij toekenning van onderstanden of gratificatiën, de kin
deren uit meer dan een bed zouden worden te zamen genomen,
(g.) Yan af 1 Januari 1860 werd van officieren met verlof en op
non-activiteit, de gewone contributie van zes ten honderd niet meer
geheven van het bedrag der activiteits-, maar slechts van dat der
verlofstractementen
Mede van af 1 Januari 1860 werd de schaal der pensioenen, met
terugwerkende kracht, verhoogd tot op