DE VOORBEREIDING EN UITRUSTING DER EXPEDITIE NAAR TENOM IN JANUARI 1884. Vervolg en Slot.) Na ontvangst van het bericht van den Gouverneur van Atjeh en Onderhoorigheden, dat tot eene expeditie naar Tenom zou worden besloten, wanneer Toekoe Imam Moeda weigerde, de schipbreukelingen van de Nisero op de hem gestelde voorwaarden uit te leveren, ontbood de gewestelijke militaire commandant den 18en December a. p., de chefs van staven en diensten en den commandant van het 3e Bataljon bij zich en deelde hun mede, zich voorbereid te houden op de mogelijk heid eener expeditie naar Tenom, die, voor 't geval men daartoe besloot, zou samengesteld zijn uit 1 bataljon infanterie, 1 niet bespannen sectie bergartillerie, 1 sectie mortieren, een detachement genietroepen, ambulance en intendance-personeel en de noodige dwangarbeiders. De geheele sterkte der expeaitionnaire macht werd geraamd op 900 man, waarvan 600 Europeanen en Amboineezen en 300 Inlanders, waaronder de dwangarbeiders. Voorts werd ter conferentie bepaald, dat: 1. Het materieel zou worden medegenomen voor den bouw eener versterking van 150 man en hare bewapening met 2 kanons van 8cm Veld. (1) 2. De verpleging der troepen zou geschieden volgens tarief 20. 3. Een vivresvoorraad moest worden medegenomen van 14 dagen voor de geheele expeditionnaire macht (men rekende den duur der (1) Oorspronkelijk bestond het plan te Tenom eene versterking op te richten, ten einde den uit- en invoer langs de rivier te beletten en tevens te trachten, door het doen van verkenningen, meerdere gegevens te verkrijgen aangaande de gesteldheid van het binnenland. Het is bekend dat dit plan niet tot uitvoering gekomen is. 1884, Dl. II. 35

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 564