47 patronen onthoudt, waardoor zij ten minste in sommige gevallen in 't voordeel zouden zijn dan is het nog zoo erg niet, dat men het leger in Indië, eerst jaren na de invoering er van in het moederland, reglementen ot' andere zaken in de handen geeft, die daar ginds vaak reeds op het punt staan, om afgedankt te wordenadresde tirailleurschool. Zoo kunnen wij o. a. het dwaze denkbeeld niet van ons afzetten, dat het Indische leger de overcoinpleete pallen van het Nederlandsche moet verbruiken. (1) Om echter tot het reglement terug te keeren, zoo had men van een Indisch voorschrift, bestemd voor een leger, slechts uit vrijwil ligers bestaande, met eenig recht mogen verwachten, daarin een rijkdom van vormen aan te treffen waarvan in andere landen geen wedergade is te vinden omdat men daar, wegens beperkten oefeningstijd, zich deze lang niet overbodige weelde nolens volens moet ontzeggen. Toch zoekt men vele bewegingen te vergeefs in ons reglement b.v.b. het om te vuren verdubbelen der compagnie, het veranderen van directie bij den flankmarsch in colonne, de volle carré's, de carré's uit verdubbelde rotten en tal van andere bewegingen, geheel onontbeerlijk in een land waar de compagnie feitelijk de tactische eenheid is. Eene derde grieve is, dat de losheid der onderdeelen niet groot genoeg isde compagnie is slechts verdeeld in pelotons en sectiën van escouades is bij die verdeeling geen sprake en toch zijn het tegenwoordig juist de escouades, die, als zelfstandige groepen op tredende, in de gevechten zulk eene belangrijke rol spelen. Volgens het reglement worden de twee escouades per sectie, zonder eenig gewicht daaraan te hechten, door elkaar gemengd. Dit dient te veranderen. (1) Dikwijls zoude men, en dit zeker ten onrechte, wanen dat ons leger, dat toch slechts de leuze „voor Koning en Nederland" kent, kunstmatig onmondig gehouden wordt, daar het zich anders niet begrijpen laat waarom soms het meest noodzakelijke er aan onthouden wordt. Er zullen zeker wel redenen voor bestaan, maar het waarom is iets, waarmede wij ons dikwijls het hoofd gebroken hebben, en dit waarom zal voor ons, den gewonen bij den troep dienenden sterveling, wel het gesluierde beeld van Saïs blijven. Dat zulke denkbeelden, die sommige lieden om zich verdienstelijk te maken, als gebrek aan loyauteit zouden willen uitkrijten, niet slechts ons speciaal eigendom zijn, willen wij hier ter loops aanstippen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 58