593 Tot die klasse behoort de oorlog door de Franschen in Algerië gevoerd. De mohammedaansche volken hebben onderling in hunne levens wijze, in hunne gebruiken en levensbeschouwing, in hunne wereld opvatting, eene groote overeenkomst. Bij hunne oorlogen tegen christenvolken staan ze op ééne lijn. Onverzoenlijk en haatdragend als zij zijn, komen zij in geene schikkin gen en leggen zich slechts neer, wanneer het buiten kijf is, dat ze met eene overmachtige tegenpartij te doen hebben. Het heet dan, dat het zoo voorbeschikt was. Doch alle mohammedaansche volken blijven in den boezem de hoop voeden op eindelijke redding. Zich schikkende in het onvermijdelijke, vinden zij hunne kracht in die hoop op uitkomst. Daarin ligt het gevaar voor ons in Indië, voor alle koloniale mogend heden, die mohammedaansche volken overheerschen. Daarin ligt ook het belang om na te gaan, hoe andere koloniale mogendheden handelen bij het voeren van oorlog tegen die volken, hoe deze daarna worden gepacificeerd en geregeerd, en op welke wijze op standen worden gedempt. Hierin ligt het veldhet uitgebreide veld van studie voor Indische ambtenaren en officieren. Tot de oorlogen hier bedoeldbehoort ook die welke door de Fran schen in Algerië is gevoerd. Maar er zijn nog andere redenen, waarom die oorlog in hooger aan zien bij onze studie moest staan, dan tot dusver het geval was. Hebben wij niet met zekere spanning de vorderingen van de civiele inmenging ge volgd bij den Atjeh-oorlog? Het was dezelfde spanning, die de toe schouwers van eene overstrooming aangrijpt. De spanning, die door de angstige vraag hoe ver zal het water komen" veroorzaakt wordt. Al weder kraakt een huis, al weder valt een boom en het water klimt steeds hooger. Het is een groot gevaarte, dat langzaam stijgt en zachtkens de menschen, die reeds meenden gered te zijn, van de bovenste nokken der huizen tilt, en ze daarna doodkalm opslikt. Het is de kolossus der civiele inmenging. Gelukkig leven wij thans in een tijdvak, waarin het water zakkende is en aan al degenen die nog niet verdronken zijn, de gelegenheid wordt hergeven om op roemvoller wijze te sterven. De studie vau den oorlog in Algerië geeft een gelijkvormig beeld

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 604