49
om de reserve te dekken moet hoe eerder hoe beter gebroken worden,
en het is dus zaak ook alle, bij de vredesoefeningen door de Com
pagnie in te nemen opstellingen, al dadelijk op de werkelijkheid
te baseeren.
Is men dus, volgens onze meening, aan de eene zijde te los geweest
bij het handhaven van het door de ondervinding tot een als boven
allen lof verheven, gestempeld denkbeeld, n. 1. dat ieder aanvoerder
zijn eigen manschappen moet commandeeren, aan de andere zijde was
men daarin o. i. te vasthoudend, door te bepalen (blz. 1.) dat de
beide sectiën, die een peloton uitmaken, steeds bijeen moeten blijven
of onmiddelijk op elkander moeten volgen. Is dit bij de gesloten
orde ter wille van de bovengenoemde groote voordeelen, door eenige
zeemanschap te gebruiken en zich eenig oponthoud te getroosten,
altijd mogelijk, bij de ontwikkeling en tirailleur is dit systeem niet
vol te houden dan ten koste van een door niets te vergoelijken tijd
verlies. In de eerste plaats toch is deze soort samenhang bij het
zelfstandig optreden der groepen van luttel gewicht en ten andere
kan elk onbenut en dus verloren oogenblik in het gevecht menschen-
levens kostenuit een economisch oogpunt beschouwd, is hier het
spreekwoord time is money ten volle van toepassing.
Zijn wij er dus sterk voor om het zoo geprezen stelsel in principe
te handhaven, toch beschouwen wij het als een bepaalde plicht om
het aanstonds los te laten waar dit het bereiken der slagvaardigheid,
in den kortst mogelijken tijdzoude beletten.
In dat geval moet wat het zwaarste isook het zwaarste wegen
en zulk een stelsel als ballast over boord geworpen worden.
Hog een groot en niet te verachten voordeel is aan de door ons
gewenschte indeeling in escouades en het in zijn geheel bij elkaar
blijven van elk harer verbonden, namelijk: de manschappen be
hoeven slechts den noodigen afstand onderling te nemen en de
tirailleurgroep is geformeerd het gescharrel en het gezoek in het
gelid, het indeelen in halve sectiën en het aanwijzen van tweeman
schappen in het midden enz. enz. wordt geheel overbodig.
Intu8schen gelooven wij, dat wij na deze wel wat beknopte bloot-
1884, Deel. II. 4
De lezer zij indachtig* dat in onze beschouwingen het voorste en het achterste
gelid eener sectie elk afzonderlijk eene escouade uitmaken.