610 luitenants behoort te bestaandit doet den luitenant gevoelendat ook zijn werkkring eeue beteekenis heeft. De kapitein leidt de oefeningen der compagnie naarmate de be hoefte aan oefening. Hij doet dit met belangstelling en ijver, want hij is voor de geoefendheid zijner onderhoorigenzoowel officieren als minderen, verantwoordelijk. Zijne zelfstandigheid wordt aangekweekt. Hij leert bevel voeren. Hij oefent in werkelijkheid gezag uit. Maar ook voor de minderen zal de gunstige invloed blijken. Zij leeren hunne aanvoerders beter kennen en waardeeren. Zij zullen spoedig leeren begrijpen, dat de verschillende diensten werkelijk ter hunner oefening zijn, zij zullen bij eene goede leiding ook het nut der oefeningen inzien. Zij zullen voor hunne eigene officieren met meer lust en ijver exerceeren en hunne verplichtingen als tirailleur of bij velddienstoefeningen beter trachten na te komen, omdat zij weten dat de oogen van hunne onmiddelijke chefs op hen gevestigd zijn, maar ook omdat zij weten, dat de kapitein de macht heeft de oefening te verlengen of te verkorten, naarmate hij minder of meer tevreden is over de resultaten der oefening. Bij eene gedurige aan raking met dezelfde chefs, zal, bij de menschkundige behandeling die de minderen moeten ondervinden, de achting voor die chefs geboren worden. En de achting, welke de mindere den meerdere toedraagt, is een der hechtste steunpilaren der krijgstucht. Maar dan zal ook voor menig officier blijken, hoe moeielijk de practijk isde practijk, door velen te licht geschat en beschouwd als iets dat van zelf komt. Hij zal leeren begrijpen, dat om goed onderricht te kunnen geven en daardoor het vertrouwen van den mindere te winnen, het noodig is om in alles, waarin de man ge oefend wordt, het voorbeeld te kunnen geven. Hij moet goed kunnen exerceeren, goed sohieten, goed afstanden schatten, goed springen, enz. enz. en vooral goed alle verplichtingen van het kader kennen. Hij zal beginnen in te zien, dat de practijk, de kennis 0111 te bevelen en de geschiktheid om eene oefening goed te leiden, hoofdzaken zijn. Het wel eens geopperde bezwaar dat niet voltallige compagnieën te zwak zouden zijn om zelfstandig geoefend te worden, is slechts denkbeeldig. Bij het tegenwoordige stelsel, laat het zich verklaren

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 621