613 kunnen optreden, omdat hijzelf geruimen tijd dergelijke oefeningen zal hebben geleid en daarbij veel ondervinding heeft opgedaan; hij zal dan de resultaten van de detailoefeningen bij de compagnieën onderling kunnen vergelijken en wellicht door een enkel woord, een gepasten wedijver kunnen opwekken. Hij zal echter indachtig zijn, zijne opmerkingen nimmer ten aan- hoore van minderen te maken en daardoor veel reden tot ontevre denheid voorkomen. Yerder zal hij de compagnieën gezamenlijk en onder zijne leiding oefenen in het exerceeren, den velddienst en het tirailleeren, voor zoover zulks noodig is tot verkrijging van het vereischte verband tusschen de compagnieën onderling. Driemaandelijks houdt hij eene inspectie om zich van de vorderingen der compagnieën te overtuigen. Hij zal moeten begrijpen, dat het voornaamste deel van zijne taak is, zijne kapiteins in alle opzichten voor den zoo gewichtigen kapi teinsrang te vormen, om eerst wanneer zij uitstekend als zoodanig voldoen, zich aan hunne verdere vorming en opleiding voor den majoorsrang te wijden. (1) De vorming en opleiding der luitenants tot. den kapiteinsrang, voor zooveel mogelijk door de compagnies commandanten, is natuurlijk daarin begrepen. De korpscommandant houdt op dit laatste een nauwkeurig toezicht. De korpscommandant zal bij eene dergelijke opvatting van zijn taak, door zijne ondergeschikten als den raadsman en den leider wor den beschouwd en niet, zooals helaas tegenwoordig dikwerf het geval is, als de boeman, die op alles vit en bijna nooit tevreden is. Dewijl er bij de veldbataljons geene rekruten meer zijn en wij zouden wenschen, dat alle oefeningen voor het kader zoowel theoreti sche als practische aan de compagnies-commandanten werden opge dragen, zal de werkkring van den luitenant-adjudant geene beteekenis meer hebben. Het reeds meermalen aangegeven denkbeeld om hen door een (1) Wij zouden de invulling van rubriek 18 van de conduitelijsten van jonge kapi teins met „ja" en de onvermijdelijk daarbij komende aanteekening, geheel willen afschaffen, en meer gewicht hechten aan eene aanteekening omtrent de al dan niet volkomen geschiktheid voor den tegenwoordigen rang.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 624