645 in en door den dienst ontstane lichamelijke ongeschiktheid, staat dus daar te lande in verband, niet slechts met den rang en de door den betrokken officier bewezen diensten, doch ook met de hoegrootheid ongeveer van zijn eigen geldelijk vermogen. Is in sommige landen tot pensionneering de eisch gesteld, dat de belanghebbende een zeker aantal dienstjaren telt, in weer andere rijken vraagt de wetgever slechts naar den leeftijd, terwijl ten slotte bij nog andere, en wel de meeste legers, van beiden, van leeftijd èn diensttijd de pensioensbedragen afhankelijk zijn. Dienstjaren alleen, zooals bij het Nederlandsch-Indisch leger, wor den geëischt in: Frankrijk30 en Spanje20 terwijl alléén de leeftijd geldt in: Duitschland, die van 60 Denemarken n 70 jaar en Engeland, voor iederen rang als het ware verschillend, en beiden, zoowel leeftijd als diensttijd, gezamenlijk in rekening komen in Nederland40 dienstjaren, 55 jarigen ouderdom. Belgie40 55 Oostenrijk40 60 Zweden30 50 en Italië (25) (48) 130 60 Wij achten het hier de plaats er op te wijzen, dat de vorenbe doelde Duitsche, Deensche en Engelsche regeling ons weinig solied voorkomt, dewijl toch onderscheid dient te worden gemaakt tusschen b. v. den 60 jarigen kolonel, die op achttien en zijn collega, die op dertigjarigen leeftijd in militairen dienst trad. Wel kan worden beweerd, dat ieder kolonel van zestigjarigen ouderdom physiek versleten is, terwijl aan den Staat ten overvloede het correctief overblijft, om bij het pensionneereu aan de beide ko lonels, een verschillend pensioensbedrag naar reden hunner dienst jaren toe te leggen, doch zoodanige beschouwingen gelden dan toch r>

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1884 | | pagina 656