659
In het bevaren van lange rivieren met veel watervallen heeft de En-
gelsche armee reeds eene rijke ervaring opgedaan, die echter destijds,
tengevolge van den Fransch-Duitschen oorlog, minder algemeen de aan
dacht trok dan zij wel verdiende.
Het was de zoogenaamde Red-river expeditie, in 1870 onder Sir Garnet
Wolseley ondernomen. Het doel was de tuchtiging van eenige Indiaan-
sche stammen, die in de volkomen onherbergzame oorden der Roode
Rivier en van het Winipeg-meer de Canadasche landverhuizers veel
overlast aandeden. Yoor de expeditie werden toen in alle deel en van
Canada speciaal daartoe ingerichte booten gebouwd, die op stoombooten
en langs spoorwegen vele honderdeu mijlen ver moesten worden vervoerd
alvorens men ze in de rivier kon brengen, die zij moesten bevaren. De
booten vervoerden elk 10 man, met een voorraad voor 2 a 3 maanden. Zij
waren ingericht tot zeilen, roeien, trekken en boomen, en licht genoeg om
in geval van nood door de opvarenden uit het water geheven en over
vrij groote afstanden gedragen te worden.
Op het 500 a 600 Eng. mijlen lange traject, dat zij hadden af te
leggen, bevonden zich ongeveer vijftig plaatsen, bij welke de booten langs
watervallen en versnellingen gedragen moesten worden. Toch maakte
een bataljon infanterie, met eenige artillerie- en genietroepen, de heen
en terugreis (1200 mijlen) in 3 maanden. Yier en negentig maal had
den de soldaten alles gedragenbooten munitie, proviand en voorraden,
door bosschen en over rotsen over eene totale lengte van 15 mijlen.
Wanneer het nu, zoo redeneerde de Engelsche legeraanvoerder, mogelijk
was met zulke booten den Winipeg-stroom op te varen, waarom dan niet
even goed den Nijl, wiens verval weinig meer als een derde van dat van de
Winipeg is? De Britsche officieren die vóór Wolseley het plan van eene
Nijl-expeditie bestudeerden, dachten steeds alleen aan stoom- en zeilvaar-
tuigen van 12 tot 20 ton, dus schepen van vrij grooten diepgang, met
welke men den Nijl slechts bij de hoogste waterstanden, in Augustus en
September, zou kunnen bevaren. Daarom verklaarden kolonel Stepheuson
en de overige Engelsch-Egyptisehe officieren de Nijl-expeditie voor on
uitvoerbaar. De Amerikaansche booten van Wolseley kunnen echter
varen zoolang de Nijl op zijne droogste plaatsen nog 0,5 M. diepte
heeft.
Na lange besprekingen en overwegingen nam het Ministerie het plan
van Wolseley aan en omstreeks medio Augustus kon dc bouw der booten
worden gelast en konden maatregelen genomen worden tot verpleging der
troepen en organisatie der geheele onderneming.