74
aanspraak te hebben op een jaarlijksch inkomen van f 100.
De som dus, die bij eene lijfrente-maatschappij maandelijks gedu
rende den geheelen diensttijd van den officier, zou betaald moeten
worden om hem op het oogenblik dat hij den dienst verlaat, aan
spraak te geven op eene lijfrente, gelijk aan het voor iederen rang
vastgestelde pensioen, bedraagt:
Voor een kapiteins-pensioen 20 X 3,97 f 79,40.
majoors- 28 X 2,53 70,84.
luit.-kolonels- 35 X 1,92 67,20.
kolonels- 45 X 1,48 66,60.
gen.-majoors- 60 X 1,03 61,80.
luit.-generaals-,, 90 X 0,71 63,90.
Men ziet uit deze cijfers, dat voor het kapiteinspensioen het
meeste gecontribueerd zou moeten worden en dat dus in verhouding
dat pensioen het grootste is.
De vraaghoe groot moeten dan de pensioenen der hoofd- en
opperofficieren zijn om in eene juiste verhouding tot het kapiteins
pensioen te staan, is na bovenstaande berekening gemakkelijk beant
woord, zij zouden moeten bedragen
Voor den majoor.
luit.-kolonel..
kolonel
gen.-majoor...
v luit.-generaal..
79 40
2.53
79.40
1.92
79.40
1.48
79.40
1.03
79 40
X 100.— f 3138.
X 100.— 4135.
X 100.— 5365.—
X 100.— 7709.—
X 100.— 11.183.
0.71
Uit deze berekening blijkt dus dat de majoors-, luitenant-kolonels-,
kolonels-, generaal-majoors-, en luitenant-generaalspensioenen op het
oogenblik in verhouding tot de kapiteinspensioenen respectievelijk
f 338.f 635.f 865.f 1709.en f 2183 te laag zijn.
Hetgeen te bewijzen was.