103 Opvolgend debarkeerden verder de sectie bergartilleriede genie troepen, de le compagnie infanterie en met deze de luit. kol. Perné en de Chef van den Staf. Door het heviger worden der branding, ging het debarlcement dier compagnie met nog meer bezwa ren gepaard. Eenige vletten kantelden om en de manschappendie uit de sloepen sprongen, geraakten bij eiken roller, een tijdlang ouder waterzoodat een tiental minderen half bewusteloos op het strand gehaald werd en eenige geweren en reserve munitie verloren gingen. Dank zij de Atjehsche prauwen en Chineesche sampans, welke nu veel geschikter bleken voor een debarkement op deze kust dan de marine-sloepen, geschiedde het aan wal brengen der artillerie en genietroepen zonder veel moeite. Zoodra ook de le comp. ontscheept was, begaf zich de Chef van den Staf met eene sectie van de 3e compagniede sectie bergartillerie en de genietroepen naar de landtong, om de plaats voor het strand- bivak aan te wijzen; de luit. kol. Perné bleef met de 1° compagnie bij de landingsplaats om het ontschepen der overige goederen te dekken. Het meest geschikte punt voor het bivak werd gevonden ongeveer bij de plaats waar de kapiten Leijssius had stelling genomen. Om den vijand aan de overzijde der rivier in bedwang te houden, werd de sectie bergartillerie opgesteld zuidoostwaarts van de voor bivak gekozen plaatsvan waar zoowel de Gfedei als de hooger op aan den rechter oever der Tenom-rivier gelegen stelling des vijands en het terrein op den linkeroever dier rivier konden worden bestre ken. Tot dekking der artillerie nam zuidoostwaarts van haar positie de sectie infanteriedie den Chef van den Staf naar de landtong had vergezeld. Bij de verkenning van het omliggend terrein en de stelling van den vijand bleek den Chef van den Staf, dat de rechter oever der Tenom-rivier onder een grooteren hoek uit het strand liep dan op de schets, vervaardigd naar het topzicht (Zie Ind. Mil. Tijdschrift 1884 lle aflevering), was aangegeven, terwijl de linker oever eerst ongeveer liep als die schets aanwees, doch daarna in eene richting loodrecht op de kust den rechteroever weder naderde, om vervolgens evenwijdig met dezen voort te gaan. De branding voor den mond der rivier was niet heviger dan op het overige gedeelte der kust.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 109