4 Vi&s een deltaland, begroeid met baceoliout, waardoor hoogst bezwaar lijk eene colonne marcheeren kon. Men kan zich een terrein, als hier bedoeld, het best voorstellen als een met riviertjes en kreeken doorsnedenmodderaehtig bosch van niet anders dan 1 M. hoog uitgeschoten knoesten hout, die bij ebbe geheel bloot komendoch bij vloedgetij geheel of ten deele onder water loopen; verdronken land ten naastenbij, waar men bij laag water door heen kanmits men vlug ter been is en handig van de eene knoestwilg op de andere weet te springen, wil men niet tot over den enkel in den modder zakken. De zaken stonden dus, het een bij het ander genomen, niet best. Met dat al mocht de expeditie-commandant in zijne zeer ongunstige bevinding van de Langsar-rivier en het daarnaast gelegen onbegaan baar terrein geene reden vinden, van de landing af te zien en een voudig naar Olehleh terug te stoomen en hij besloot daarom, na de Perlaksche Hoofden te hebben gehoordom den volgenden dag met de „Boni' drie gewapende stoomsloepen en het noodige aantal gewone sloepen op sleeptouw, de meer noordelijk gelegen Birum- rivier op te stoomen en vervolgens op een geschikt punt aan den rechter oever te debarkeeren, om, voorzien van vier dagen vivres, daarna met de colonne, te trachten over land de kampong Langsar te bereiken. Het aantal dwangarbeiders wij vermeenen ons te herinneren ten getale van 400aan de expeditie toegevoegd, liet namelijk niet toe, voor een grooter getal dagen aan vivres c. a. mede te voeren. Ten eenenmale onbekend met het te doorloopen terrein, alwaar, voor zoover bekend, nog nimmer de Indische soldaat den voet gezet hadook niet bekend met den te verwachten tegenstand en het aantal weerbare mannen, was het in waarheid eene koene onderne ming, om buiten het gezicht der oorlogsschepen en als het ware los van elke operatiebasis, den voorgenomen marsch aan te vangen. Met den marine-commandant sprak de majoor Meijer af, dat het er op gewaagd moest worden, om op den vierden dag na de ontsche ping, ah wanneer de hoofdkampong Langsar in ons bezit zou moeten zijn, door een paar sloepen de versperde Langsar-rivier zoo ver mo gelijk te doen opstoomen, met last zich door kappen als anderszins

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 10