109 Tenom-rivier opgeroeid en werd beschoten uit eene langs de rivier aangelegde versterking, waarop reeds de artillerie uit het strandbivak en een peloton van de le cornpaguie, op den linker oever der Tenom- rivier opgesteld, het vuur hadden geopend. Nadat de sloep de ver sterking tot op 400 M. genaderd was, werd ook door deze het vuur met een granaat van 7cm. geopend, vervolgens langzaam voort- geroeid en op 200 M. tot het kartetsvuur overgegaan. De uitwer king van dit welgerichte vuur liet zich niet wachtenweldra zag men gewapenden bij troepjes zich in alle haast en in gebogen houding verwijderen en bij het volgende schot weder hetzelfde gebeuren. Toen de sloep dichter bij kwam verdwenen, naar het vermoeden van den luit. ter zee Prager ook zij, die het langst stand hadden gehouden en gaf hij bevel de dreg uit te werpen, te landen en met gevelde bajonet storm te loopen. Het vermoeden werd bewaarheid; alles getuigde van eene overhaaste vlucht. De versterking bestond uit twee evenwijdige loopgraven van 1,5 H. diepte, hier en daar overbrugd; eenige wapens, munitie en levensbehoeften als rijst, gedroogde visch enz. waren achtergelaten. De luit. t/zee Prager liet vervolgens eenige schoten doen in de richting van den aftrekkenden vijand, die volgens zijn oordeel niet ver verwijderd kon zijn, doch onbekend met den stand onzer eigene troepen, liet hij het vuur spoedig staken, en ging, na zich overtuigd te hebben, dat geen vijand zich in den omtrek meer schuil hield, met de sloep naar de Kroeng Oen terug. (1) Onze verliezen bedroegen dien dag aan gesneuvelden1 officier en 1 mindere; aan gewonden: 1 officier en 4 minderen, waaronder 1 matroos, terwijl 3 minderen verdronken. Onbekend met den juisten stand van zaken op den linker oever der (1) Wij vestigen hier de aandacht op de onjuistheid voorkomende in het jongste Koloniaal verslag, waarin de aanval op de Gedei gemeld wordt als te hebben plaats gehad op den 9en Januari. Gedurende den aanval op de Gedei en dien op de versterking aan den rechter oever der Tenom-rivier door de gewapende sloep van den luit. t/z. Prager, werden door de sectie bergartillerie geschoten: 17 granaten op 1100 1250 pas en geworpen uit de sectie mortieren: 7 granaten met kardoes N°. 1 en zundertje Nc. 4 op afstanden van 1000 1100 pas. Van de laatsten alleen sprong één granaat niet, de uitwerking was echter niet waar te nemen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 115