Ill
voor zoover de overgebleven prauwen en sampans, waarvan er door
de branding nog drie lek sloegen zulks veroorloofden, en mocht het
gelukken alles aan wal te breDgen, overeenkomstig het den vorigen
dag bepaalde, met uitzondering van de vivres, waarvan slechts een
voorraad voor nog twee dagen kon worden ontscheept.
In het strandbivak werden in den loop van dezen dag door de
genietroepen drie brandzeilen opgeslagen bij wijze van tenten, een
chineesche barak van 20 M. lengte geplaatst, eene 2 M. breede ijzer-
draadversperring aangebracht en een privaat gemaakt.
De nacht van 8 op 9 Januari ging rustig voorbij. Uit het
bivak in de Gedei werd den 9en des voormiddags ten 6| ure de
veldontdekking uitgezonden en bevonden, dat het terrein tot op 600
pas in ongeveer noordoostelijke richting van de Gedei, uit een verlaten
kampong bestond, waarin een 24-tal groote huizen werd doorzocht
en verlaten bevonden; terwijl eene groote hoeveelheid rottan en ijzeren
staven werd buitgemaakt.
Evenzoo werd, ten 6*- uur v. m., door drie sectiën van de
2e compagnie uit het strandbivak eene verkenning langs de kust ge
maakt in zuidoostelijke richting. Om 9| uur v. m. kwam deze troep in
het bivak terug, zonder iets van den vijand te hebben ontdekt; in
die richting bleek de kuststrook langs het zandige strand uit meer
of minder dicht bosch te bestaan.
Den 9en Januari gingen de le compagnie en de ambulance, behalve
twee man van het hospitaalpersoneel, van het strandbivak naar de Gedei
over en werd eveneens een gedeelte der bij de beide bergkanons
behoorende munirie derwaarts overgebracht. De beide kanons zelf
bleven met 5 schoten per stuk in het strandbivak, waarvan de be
waking aan de 2e compagnie werd opgedragen.
Ten 2| uur namiddags rukte uit de Gedei eene patrouille uit, ter
sterkte van 1 comp. infanterie (de 4e onder kapitein Frackers)
met opdracht, langs het pad dat naar het binnenland voerde te mar-
cheeren, het terrein te verkennen en op 1500 M. buiten het bivak
een brief aan een mede te nemen staak op te hangen bestemd voor
Toekoe Imam Moeda, waarin deze werd aangemaand de schipbreuke
lingen uit te leveren ten einde verdere verwoesting van zijn land te
voorkomen. Aan deze colonne werden toegevoegd een opnemer voor