114 het personeel tot de beide veldstukken behoorende, die nog op de Devonhurst geëmbarkeerd bleven, worden geheel ter zijner beschik king gesteldzulks was noodig wijl gebleken was, dat de prauw voerders streng dienden te worden gecontroleerd, daar zij steeds trach ten, öf op de landingsplaats te blijven liggen, of niets doende op zee te blijven ronddrijven. De met de prauwvaart bekende dwangarbeiders gaan naar het strand- bivak om bij de landing te assisteeren en met de dwangarbeiders der artillerie het vlugge lossen en overladen te bevorderen, en geen geniematerialen worden meer gelost. De assistent-resident Van Langen begaf zich op verzoek van den expeditie-commandant naar de landtong om met den radja van Me- laboeh zorg te dragen, dat de Atjehsche prauwen geregeld zee kozen. De stations-commandant werd met deze regeling in kennis gesteld en hem tevens verzocht, de geladen sloepen door de stoombar kassen naar de branding te doen sleepen, van waar de inhoud dan door de Chineesche sampans op het strand en door de Atjehsche prauwen binnen de rivier kon worden gebracht. Dienzelfden dag vertrok naar Oleh-leh de gouvernementsstoomer Arend tot het overbrengen van vier gewonden en 9 zieken (4 mi litairen en 5 dwangarbeiders) en tot het afhalen vantwee volle uit rustingen voor het berggeschut, materiaal en seinboekjes voor nog een seintoestel, tien dagen vivres en eene aanvulling van twee le lui tenants der infanterie, ter vervanging van den gesneuvelden luitenant Snijder en den met deze gelegenheid geëvacueerden luitenant Schim- melpenninck. Wordt vervolgd.) Gr. W. Beegek Kap. v/d. Gen. Staf.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 120