123
„volgende gelegenheid bevorderd, met toekenning van ouderdom in
„rang boven degenen van hun wapen, die, jonger in rang, inmiddels
„reeds tot den naastvolgenden hoogeren rang zijn bevorderd."
Het valt werkelijk niet te loochenen, dat de bedoeling van den
Wetgever tot teruggeven van verloren anciënniteit uit dezen slot-
volzin genoegzaam blijkt, doch!het hier besproken geval
is met den besten wil niet door ons te brengen, correkt in toepassing
met betrekking tot den onmiddelijk voorafgaanden volzin, waar aan
gegeven staat, hoe de tijd van vertraging van verirek naar Indië bij
het hergeven der anciënniteit, berekend dient te worden.
Yoor eene juiste waardeering vermelden wij hier ter plaatse, dat bij
letter b artikel 15 der Wet op de bevordering der Marine-officieren
de aanspraak op bevordering zelfs verzekerd is aan hen, die met 's
Konings machtiging zich tijdelijk in vreemden zeedienst bevinden.
Terwijl dus b. v. een luirenant ter zee der le klasse, tot kapitein-
luitenant kan worden bevorderd, als hij tijdelijk een zee-oorlog van
Chili tegen Peru meemaakt, mag de hiervoren door ons bedoelde 2"
luitenant der artillerie van het Indisch leger, die ter voortzetting zijner
studiën een paar jaar te Delft blijft doorwerken, niet tot len luite
nant bevorderen, voor en aleer hij in Indië aangekomen is.
Dezelfde ongelijkmatige behandeling vinden wij terug in de bepa
lingen, die handelen over een tot Lid der Staten-Generaal verkozen
officier.
Bij artikel 9 en 15 respectievelijk der Wet voor Land- en Zeemacht
in Nederland, is de aanspraak op bevordering verzekerd aan ieder
officier, die tot volksvertegenwoordiger mocht worden gekozen-
Niet aldus voor den officier van het Indisch leger voor wien het
toch waarlijk in beginsel niet „onmogelijk" moet worden verklaard,
dat hij ooit tot het vervullen eener zoodanige betrekking zou kunnen
geroepen worden. Mocht te eeniger tijd een Indisch officier tot
volksvertegenwoordiger in de Tweede kamer gekozen worden, dan
zoude hij dit hoogere mandaat alleen kuunen aannemen, met gelijk
tijdig prijs geven zijner militaire charge, terwijl daarentegen een officier
van het Nederlandsche leger en de Zeemacht in zoodanig geval officier
blijft en bovendien in bevordering te zijner tijd meegaat.
Om intusschen toch vooral te doen uitkomen, dat er van eene