125 voor het Nederlandsche leger en in lateren tijd een 2de luitenant van laatstgemeld leger bij het Indische in rang en anciënniteit overgaat. Nemen wij b. v. bij de infanterie de 2e luitenants promotie van 23 December 1879, die besloten wordt met den 2en luitenant J. H. Kroet, die aanvankelijk in dien raug bij het Nederlandsche leger diende en later in rang en anciënniteit bij het Indisch leger overging. Zeer billijk is het dien officier in de ranglijst te doen volgen op hen, die, bij gelijken datum van benoeming, al dadelijk bij het Indisch leger werden geplaatst. Eene bepaling omtrent die rangschikking komt echter niet in onze Regeling voor. Even als de luitenant Kroet, volgen ook de 2° luitenants J. M. L. Bellaard en II. Jacobs, de Indische promotie van hunnen tijd. Met hen, die van de Koninklijke Militaire Academie herkomstig, van het Nederlandsche bij het Indisch leger overgaan, wordt echter geheel anders gehandeld en wijst de Koning aan de zoodanigen eene rangschikking aan, welke verband houdt met het nummer van het in der tijd afgelegd officiersexamen. Om die reden staan b. v. de kapiteins der infanterie M. A. J. L. Keulemaus, II. M. Nepveu, W. F. H. S. Petter niet onderaan, doch tusschen in hunne promotie naar gelang van hun examennummer der algemeene lijst. Deze rangschikking nu achten wij niet billijk en in geen geval overeen te brengen met de wijze, waarop eene plaats in de ranglijst aan de luitenants Kroet, Bellaard en Jacobs is toegewezen. Noemden wij hiervoren enkele namen, ten einde met voorbeelden te staven, hoe onregelmatig somwijlen de rangschikkiug der officiereu plaats vindt, tal van andere officieren verkeeren in hetzelfde geval. Nu enkele maanden geleden b. v. verlieten 2 kapiteins, de heeren Oosthout en Bode, het leger, die van het Nederlandsche leger over geplaatst, eveneens tusschen hunne tijdgeuooten in de Indische rang lijst plaats namen. In het midden latende, wie de beschermer van de, van de Koninklijke Militaire Academie herkomstige-en de béte noire schijnt te zijn van de, van het korps in Nederland benoemde, Nederlandsche 2de luite nants, rijst hier de vraag of de Regeling op de bevordering, speciaal artikel 9 niet zoodanig behoort aangevuld te worden, dat voortaan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 131