130
II. Het ontslag.
Bij de Begelen betreffende het ontslag valt op te merken, dat bij
het Nederlandsche leger en de Marino de rang van officier o. a. door
ontslag uit den dienst verloren wordt, terwijl voor den officier van
het Indisch leger bepaald is, dat in zoodanig geval, het ontslag niet
gepaard moet gaan met eene toekenning van pensioen of behoud
van aanspraak daarop.
Wij verwijzen voor zooveel noodig naar artikel 26 en artikel 21
der respectieve wetten voor Land- en Zeemacht en voorts naar artikel
29 der Indische Regeling.
Uit het verschil in redactie nu, zou de gevolgtrekking kunnen
gemaakt worden, dat dus ook de met behoud van recht op pensioen
uit den militairen dienst ontslagen officier der land- en zeemacht, als
zoodanig zijn militairen rang verliest, terwijl die rang voor den Indi-
schen officier bij pensionneering blijkbaar behouden blijft.
Wij houden het er evenwel voor, dat deze gevolgtrekking niet
juist is; dat dus de zaak in Indië en in Nederland bij land- en zeemacht
op dezelfde wijze geregeld is, en dat de wetgever ter verduidelijking-
van hetgeen hij wenschte te zeggen, alleen in het jongste reglement,
n. 1. de Indische Regeling, de zaak een weinig nader heeft omschreven.
Artikel 30 dier Regeling somt de verschillende punten op, op
grond waarvan de Indische officier uit den militairen dienst kan
ontslagen worden.
Alvorens daaromtrent onze nadere beschouwingen mede te deelen,
merken wij op, dat voor den zee-officier het aangaan van een huwelijk,
zonder toestemming van hooger hand, geen reden is om te dier zake
uit den zeedienst ontslagen te worden, wel echter „onbekwaamheid,
„gebrek aan kunde" en „het op den duur niet voldoen aan de van
„hem gevorderde examens", (artikel 22).
Voor den officier van het Rederlandsche leger is het huwen, zonder
's Konings toestemming, strafbaar gesteld, (puut 7 van artikel 2^),/'
terwijl eindelijk voor den officier van het Indiscii leger nog de
navolgende extraordinaire kwade kansen zijn weggelegd, om op niet-
eervolle wijze den militairen dienst te verlaten