138 die in liet belang van den militairen dienst noodig zijngevreesd werddoch omdat uit die beoordeeling en gisping kleinachting en ondermijning van de krijgstucht kon voortvloeien, zonder welke tucht goede militaire instellingen niet denkbaar zijn." Grelijk wij hiervoren reeds aanstipten, schijnt hot dat dezeeofficier huwen mag, zonder daartoe van den betrokken Minister vergunning te hebben bekomen. In artikel 22 der Wet op het ontslag wordt althans met geen enkel woord daarvan gerept, zooals dit wel geschiedt in de betrek kelijke Regelingen der officieren van de Landmacht in Indië en in Nederland. De vroeger wèl bestaan hebbende bepaling, dat een zee-officier, wegens het aangaan van een huwelijk zonder 's Konings toestemming, niet-eervol kon worden ontslagen, schijnt vervallen te zijn door de Wet van 6 April 1871 (Nederlandsch Staatsblad nr. 35.) Omtrent het al dan niet huwen van officierenzonder vergun ning van eenige daartoe aangewezen autoriteitdeelt de heer Klejjn mededat de bepalingen op dit punt in Duitschland bijzonder streng zijn. Tot staving daarvan wordt gezegddat nog niet zoo bijzonder lang geleden, door het krjgsbestuur in Duitschland is gewezen geworden op eeno oude kabinetsorder, waarbij zelfs het huwelijk tussehen of ficieren van evangelische geloofsbelijdenis en dames tot de roomsch- kathoiieke kerk behoorendeverboden is. De bewijzen van gegoedheiddaar te lande gevorderd, zijn slechts bij het bezit van een vrij groot vermogen te leveren. Ook in Frankrijk wordt de toestemming gevorderd en zij wordt niet verleend, dan wanneer o. a. het bezit van een vrij aanzienlijk inkomen boven het traktement kan worden aangetoond. Hetzelfde geldt voor OostenrijkItalië en België. In Rusland alleen zijn de eischen minder streng. Sedert 1877 toch kan daar een officier, mits hij niet tot de garde behoort, na zijn 28° levensjaar huwen, zonder eenig bewijs van ge goedheid en zonder andere toestemming dan die van zijn regiments commandant.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 144