146 bereiding verkieselijk vond, bet nog niet zeker zoude zijn dat de Regeering in Nederland in het voorstel zoude treden, om al het daartoe benoodigde aan te schaffen. Men weet immers hoe stiefmoe derlijk het „dappere Indische leger" op vele punten bij het Neder- landsche wordt achtergesteld. Want geld zal het kosten, vooral in den beginne. De eerste aanleg zal geld kostenveel zelfs, want niet alleen de aanschaffing van de benoodigde Fours locomobiles moet berekend worden, maar ook één of twee moeten er zijn in reserve voor expeditiën en tot vervanging bij onbruikbaar worden. Ook de stoommeelmolen zal geld kosten. En „geld kosten", dat is een schrikbeeld in dezen tijd, want „bezuiniging" is het wachtwoord. Maar wie een goed doel ivildie toil ook de middelen- Zoolang wij dus nog niet zijn gekomen tot het betere (eigen brood bereiding) moeten wij trachten het goede zooveel mogelijk te bereiken. Daartoe is eene meer deskundige keuring van het brood noodig, dan tot nog toe (zooals Jozé vooronderstelt) geschiedde. Het zij mij daarom vergund meteen in antwoord op de zooeven aangehaalde bewering van Jozé op dat punt, voor hen onder de kameraden die het niet weten mochten of het vergeten hebben, het volgende aan te stippen, hetgeen ik geput heb uit werken van autori teiten op dit gebied. I. Eigenschappen van goed brood. Het brood moet zijn: goed gerezen en van boven hoog gewelfd, zonder dat de korst zich van de kruim heeft losgelaten, waardoor holle ruimten tusschen de beiden ontstaan zijn. De korst moet noch te wit, noch te zwart zijn, maar fraai licht, hoogstens donkerbruin; zij mag geene scheuren vertoonen noch bitter smaken. Bij het klap pen op de eene zijde, moet aan de andere zijde een duidelijk hoor bare niet doffe toon ontstaan. Bij het doorsnijden mag het brood niet aan het mes klevener moeten gelijke, niet te groote gaatjes zich vertoonenhet moet aangenaam rieken, elastisch zijn, zoodat een sterke vingerdruk op de kruim vrij spoedig weer verdwijnthet mag niet flauw of zuur smakende kruim mag niet brokkelig, kleverig of spekkig zijner mogen zich daaraan geene waterig vaste randen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1885 | | pagina 152