154
had mogen gelukken, het beoogde doel te bereiken, en hoe juist de
Spaansche Oorlog, de eerste schrede was geweest op den weg, die
leidde tot den ondergang van het eerste Keizerrijk.
Men zou zeggen, dat dit hem had moeten afschrikken om, toen
hij in 1840 ter vervanging van den maarschalk Vallée, tot Gou
verneur-Generaal van Algérië werd benoemd, op gelijke wijze te
werk te gaan. liet tegendeel is echter gebeurd. Misschien begreep
de maarschalk, dat hetgeen in Spanje slechte vruchten had gedra
gen, in Algérië wel kon beproefd worden, omdat men daar, met
legers van 80 a 100.000 en meer mannen, zoude staan tegen
over een volk van slechts 2,5 millioen zielen waarvan alleen de
werkelijke inboorlingen (3), en niet de ontzenuwde afstammelingen
van vroegere veroveraars, gewicht in de schaal konden leggen, ter
wijl hij, meestentijds overmachtig, (Generaal Booms zegt dat Frank
rijk den strijd tegen de Kabylen doorgaans met meer dan dubbele
overmacht voerde) en met inlandsche bondgenooten tegenover hen
zoude staan.
Misschien ook meende hij, dat hij het gebeurde van 1837 niet
beter kon doen vergeten, dan door in stede van zwak, zooals in
dat jaar, overmatig streng te werk te gaan. 't Laatste deed hij
niet alleen tegenover den vijand, maar ook tegenover zijne eigene
soldaten. Ook deze ondergingen zware straffenvan af de Silo,
welke daarin bestond, dat men den veroordeelde in een soort van
diepen en naauwen berenkuil wierp, waarin liij noch zitten noch liggen
kon, alwaar hij des zomers aan eene verstikkende hitte was blootgesteld,
en in den winter tot aan de knieën in het water, soms tot drie
maanden achtereen, moest blijven, tot aan de clou au bleu, die werd
(3) Een Fransch schrijver over Algérië zegt dat het een groot onrecht is, de be
volking van het binnenland verantwoordelijk te stellen voor den zeeroof der Barbarij-
sche staten. Een mengelmoes van Turken en renegaten maakten zich daaraan schul
dig, maar niet de eigenlijke inboorlingen, en noch de Arabieren, noch de Kabylen
verdienen de verwenschingen waarmede de Christenheid hen overlaadde. Zou zoo
iets, tot in zekere mate, ook niet op de Atjehers van toepassing zijn?
Is 'teen spel van 't toeval dat Khaïreddin, met zijn broeder Baba-Aroudj, den
grondvester van den Algerijnschen roofstaat, en diens opvolger, in 1543 door de Fran-
schen werd ter hulp geroepen om Nizza te belegeren, en dat Toulon maanden lang
voor hem werd ontruimd?